staande Wet alleen door den administratieven
rechter gestraft kunnen worden. Requestrant zou
het ten zeerste betreuren, indien door de goed
keuring der nieuwe artikelen 27, 28, 29 en 30 de
administratieve rechtspraak, een der grondpijlers
der Bioscoopwet, vrijwel geheel ter zijde zou wor
den gesteld.
Het is op vorenstaande gronden, dat het Hoofd
bestuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond
U Hoogedelgestrengen eerbiediglijk verzoekt:
a. de artikelen III, V, VI, VII en XVI van het
wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de
Bioscoopwet te wijzigen respectievelijk aan te
vullen op de wijze, als hiervoren omstandig is
uiteengezet;
b. te schrappen het bestaande artikel 4 der Wet;
c. in de artikelen 6 en 13 der Wet een bepaling
op te nemen, behelzende, dat van de beslissin
gen van Gedeputeerde Staten een beroep in
hoogste instantie op de Kroon wordt open
gesteld;
d. goedkeuring te onthouden aan de artikelen IV,
XVIII, XIX (het tweede lid van artikel 17).
XXIII en XXVIII van het wetsontwerp, sub
sidiair het nieuwe artikel 16.a dusdanig te
amendeeren, dat een nieuwe keuring eener reeds
toegelaten film alleen kan worden gelast, wan
neer zich na de toelating buitengewone om
standigheden voordoen, zooals oorlogsgevaar.
mobilisatie, oproer, e.d.
en het nieuwe artikel 19.a dusdanig te amen
deeren, dat het daarin bedoelde verbod alleen
kan worden uitgevaardigd op dagen van natio-
nalen rouw of op andere bij algemeenen maat
regel van bestuur aan te wijzen dagen, doch
in het laatste geval slechts voor zoover buiten
gewone omstandigheden zulks vereischen.
Hetwelk doende verblijve met gevoelens van den
meesten eerbied,
Het Hoofdbestuur van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond.
Namens het Hoofdbestuur:
w.g. A. DE HOOP, Directeur.
Amsterdam, 10 Februari 1940.
VERKIEZING LEDEN HOOFDBESTUUR
Ingevolge artikel 12 F van het Algemeen Bonds
reglement zullen in de jaarvergadering, welke in de
maand Maart e.k. op een daarvoor nader vast te
stellen datum zal worden gehouden, periodiek als
Hoofdbestuurslid aftreden de heeren C. S. Roem
te 's-Gravenhage en J. Wessel te Amsterdam.
Bovendien moet in de vacature worden voorzien
van Bondsvoorzitter, ontstaan door het aftreden
van den heer D. Hamburger Jr. te Utrecht, die
tevens aan de beurt van periodiek aftreden zou zijn
geweest.
Overeenkomstig artikel 12 B van het Algemeen
Bondsreglement kan ieder lid voor elke open plaats
ten minste één candidaat aanbevelen, doch zulk een
aanbeveling moet door ten minste tien leden wor
den ondersteund.
Het Hoofdbestuur noodigt de leden uit, namen,
voornamen en woonplaatsen der gewenschte candi-
daten aan het Bondsbureau schriftelijk, en door elf
leden onderteekend, vóór 1 Maart e.k. op te
geven.
Voor de vacatures, ontstaan door het periodiek
aftreden van de heeren Roem en Wessel, die ter
stond herbenoembaar zijn, komen als candidaten
alleen in aanmerking personen die zelf of wier
maat- of vennootschap, vereeniging of stichting lid
zijn van den Bond en die tevens eigenaar, mede
vennoot of bestuurder van een filmfabriek, film
productiezaak iilmimport-zaak of filmverhuurkan
toor zijn.
In de keuze van den Voorzitter is de vergade
ring geheel vrij, zoodat als candidaten in aanmer
king komen zoowel zij, die eigenaar, mede-vennoot
of bestuurder van een filmfabriek, filmproductie
zaak, filmimport-zaak of filmverhuurkantoor zijn,
als zij, die eigenaar, mede-vennoot of bestuurder
van een permanente of reizende bioscoop zijn.
Zooals uit het vorenstaande Wijkt, is de termijn
binnen welken candidaten kunnen worden opge
geven ter voorziening in de in het Hoofdbestuur
ontstane vacatures, ingevolge een besluit van het
Hoofdbestuur d.d, 6 Februari j.1. verlengd tot
uiterlijk Vrijdag, 1 Maart as.
JAARVERGADERING
Ingevolge besluit van het Hoofdbestuur zal de
Jaarlijksche Algemeene Ledenvergadering dit jaar
op Maandag, 1 April a.s. in Hotel Krasnapolsky
te Amsterdam worden gehouden.
De agenda van deze vergadering, die in het
eerstvolgend nummer van dit orgaan zal worden
gepubliceerd, zal naast de gebruikelijk punten ook
bevatten een voorstel van het Hoofdbestuur tot
wijziging van artikel 24 van het Uniform Afdee-
lingsreglement. In dit artikel is n.1. sub a. bepaald,
dat de Afdeelingscontributie ten minste 10% moet
bedragen van het bedrag van de door den desbe-
treffenden exploitant jaarlijks verschuldigde
Bondscontributie.
Het voorstel tot wijziging houdt in, dat dit per
centage tot 5 wordt verlaagd.