aard. Het ligt voor de hand, dat in'verband hier
mede voor allen, die op het gebied van de film
werkzaam willen zijn, de verplichting zal gelden
tot aansluiting bij den Nederlandschen Bioscoop
bond. Natuurlijk zal deze verplichting niet gelden
voor hen, die uitsluitend als amateur zich met de
film bezig houden. Ook biedt artikel 8 van het
besluit de mogelijkheid van vrijstelling van deze
verplichting voor hen, wier werkzaamheid op het
gebied van de film als beroep of ten algemeenen
nutte van weinig omvattenden of incidenteelen
aard is. Deze vrijstelling zal door den Voorzitter
van den Bond, wien het besluit in het algemeen
groote bevoegdheden toekent, kunnen worden ver
leend. Leden van den Bond behooren te zijn de
filmproducenten, de houders van filmtheaters, de
filmverhuurders, en voorts allen, die hetzij in tech-
nischen of geestelijken zin deelnemen aan het
eigenlijke filmwerk. De verplichting geldt dus niet
voor bijv, reizigers en vertegenwoordigers, bureau
personeel en handwerkslieden, die geen specifieken
filmarbeid verrichten.
De statuten en reglementen van den Bond zullen
in den zin van het besluit worden gewijzigd. Deze
wijziging behoeft de goedkeuring van de Secreta-
rissen-jGeneraal van de Departementen van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen en van
Justitie.
Gelijk gezegd worden den Voorzitter van den
Bond groote bevoegdheden toegekend, ten aanzien
waarvan hij verantwoordelijk is aan den Secre
taris-Generaal van het Departement van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen.
Zoo kan hij voorschriften geven, welke in ver
band met een juiste vervulling van de taak van
den Bond noodzakelijk zijn, vertegenwoordigt hij
den Bond in en buiten rechte, wijzigt hij de statuten
en reglementen enz.
Artikel 9 van het besluit bepaalt voorts, dat de
Voorzitter de toetreding tot den Nederlandschen
Bioscoopbond kan weigeren en een lid kan uitslui
ten, indien feiten aanwezig zijn, waaruit blijkt, dat
de betrokkene de voor de uitoefening van zijn
werkzaamheid vereischte betrouwbaarheid of ge
schiktheid niet bezit. Beroep tegen de beslissingen
en andere maatregelen van den Voorzitter staat
open bij den Secretaris-Generaal van het Departe
ment van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
In een overgangsbepaling wordt als uiterste ter
mijn voor toetreding tot den Bond genoemd 30 Juni
1941.
Met belangstelling zien wij de verdere ontwik
keling van het filmwezen in Nederland tegemoet.
Zonder twijfel valt hier zeer belangrijke arbeid te
verrichten.
Opgemerkt zij nog, dat blijkens het in artikel 1
gemaakte voorbehoud, de uitvoering van de Bio
scoopwet en van de daarop gegronde voorschrif
ten, als tot dusver, blijft berusten bij het Departe
ment van Binnenlandsche Zaken,
HULPACTIE VOOR DE GETROFFENEN IN
ONS BEDRIJF
Dezer dagen heeft het Dagelijksch Bestuur den
volgenden oproep tot de leden van den Bond
gericht:
„Door het verloop der oorlogshandelingen zijn
vele bioscoopondernemingen in ons land, o.a. in
Rotterdam, Middelburg, enz., zwaar getroffen.
In al deze gevallen werden niet alleen de onder
nemers getroffen, maar ook het personeel. Slechts
een klein deel kon elders in het bedrijf emplooi
vinden, verreweg het grootste daarentegen kwam
tijdelijk in de treurige omstandigheid te verkee-
ren, dat het niet in eigen onderhoud kan voor
zien. Velen hebben alles verloren; zij hebben
geen huis meer, geen kleeding en dekking, geen
bestaan.
De Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het
aanstonds tot zijn taak gerekend te voorkomen,
dat de slachtoffers in kwestie aan de ellende zou
den worden prijsgegeven. Er kon niet gewacht
worden op het werk van een of ander voor deze
aangelegenheid samen te stellen comité, op een of
andere regeling tot steunverleening of iets derge
lijks, er moest onmiddellijk wat gedaan worden
en het moest goed gedaan worden. Zoo zijn door
onze bemiddeling een aantal gezinnen aan een
woning geholpen, tientallen gezinnen opnieuw met
meubilair en huisraad geïnstalleerd, aan velen we-
kelijksche uitkeeringen of redelijke uitkeeringen
ineens verstrekt.
Aan dit alles is nog een aantal gevallen toege
voegd, waarin de helpende hand is gereikt aan
kleine ondernemers, die jarenlang in ons bedrijf
hebben meegeloopen, doch niet over voldoenden
weerstand beschikken om aan de moeilijkheden,
waarmee zij door de bijzondere omstandigheden
van den afgeloopen zomer te kampen kregen, het
hoofd te bieden.
De Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft hier
mede niets anders gedaan dan de belofte nako
men van het Dagelijksch Bestuur, welke met in
stemming van alle leden gegeven is in de spped-
ledenvergadering van 27 Mei j.1., namelijk hulp te
verleenen aan allen in het bedrijf, die zoo hard
door het oorlogsgeweld getroffen zijn.
Het behoeft geen betoog, dat met deze hulpver
leening aanzienlijke bedragen gemoeid geweest
zijn en nog gemoeid zullen zijn, voor wat althans
de eerstkomende maanden betreft.
De groote sympathie, welke het Dagelijksch
Bestuur in de afgeloopen maanden bij dit werk
heeft ondervonden, heeft dit College gesterkt in
de overtuiging, dat het de wensch is en blijft van
alle leden, den ergsten nood onder de getroffenen
in het bedrijf te lenigen.
Oorspronkelijk heeft het Dagelijksch Bestuur
gedacht zijn werk voort te kunnen zetten door
8