Artikel 14.
Dit besluit treedt op den achtsten dag na dien
zijner afkondiging in werking.
's-Gravenhage, 4 October 1940.
De waarnemend Secretaris-Generaal van
het Departement van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen;
De Secretaris-Generaal van het Depar
tement van Binnenlandsche Zaken;
De Secretaris-Generaal van het Depar
tement van Justitie.
H
Diese Verordnung tritt mit dem achten Tage
nach dem Tage ihrer Verkündung in Kraft.
Den Haag, am 4. Oktober 1940.
Der Generalsekretar im Ministerium
für Unterricht, Künste und Wissen
schaften.
Der Generalsekretar im Ministerium
des Innern.
Der Generalsekretar im Ministerium
für Justiz.
TOELICHTING OP HET BESLUIT VAN
DE SECRETARISSEN-GENERAAL D.D.
4 OCTOBER.
Op het Besluit van de Secretarissen-Generaal
van de Departementen van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, van Binnenlandsche Zaken en
van Justitie, d.d. 24 September 1940, betreffende
het filmwezen, is van overheidswege de volgende
toelichting verstrekt ter publicatie in de pers.
De Bioscoopwet, de wet van 14 Mei 1926,
S. 118, trad ruim twaalf jaren geleden in werking.
Zij strekte „tot bestrijding van de zedelijke en
maatschappelijke gevaren van de bioscoop". Zij
riep in het leven een centrale commissie voor de
keuring van films, welke sindsdien waardevollen
arbeid heeft verricht. Een arbeid echter, welke zich
bepaalde tot het weren van hetgeen op het gebied
van de film in strijd was met de goede zeden of
de openbare orde. Eenige bemoeiing van over
heidswege tot bevordering van de filmkunst, tot
een richting geven aan den smaak van het publiek,
tot een ombuigen van de belangstelling der hon
derdduizenden voor de sensationeele amusements-
film naar eene voor filmwerken van hooger karak
ter, van meer aesthetischen, instructieven of waar
lijk humoristischen aard, ontbrak tot dusver.
Het elders in dit blad opgenomen Besluit van
de Secretarissen-Generaal van de Departementen
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van
Binnenlandsche Zaken en van Justitie, betreffende
de organisatie van het filmwezen, d.d. 24 Septem
ber 1940 (Verordeningenblad, Stuk 28), getuigt
van het inzicht, dat het wenschelijk is thans ten
deze andere banen te gaan volgen. In dit besluit
ligt een erkenning van de beteekenis, welke de
film voor de volksopvoeding en de volksontwikke
ling kan hebben. Het verklaart behoudens het
bepaalde in de Bioscoopwet het filmwezen tot
een voorwerp van zorg van den Secretaris-Gene
raal van het Departement van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen. Een omschrijving van den in
houd van deze bemoeienis geeft het besluit niet.
Uit de op artikel 1 volgende artikelen valt hier
omtrent echter met zekerheid een en ander af te
leiden. De Nederlandsche Bioscoop-Bond toch, de
organisatie, welke sedert tal van jaren de onder
nemers van film- en bioscoopbedrijven nagenoeg
zonder uitzondering in zich vereenigde en daar
door over voldoende ervaring beschikt om met
gebruikmaking van zijn apparatuur, zijn'ordenende
werkzaamheid op het terrein van de film ook onder
nieuwe omstandigheden uit te oefenen, wordt in
artikel 2 van het besluit belast met de organisatie
van allen, die op het gebied van de film werkzaam
zijn .Artikel 3 draagt den Bond nader op: het film
wezen in organisatorisch, cultureel en technisch
opzicht te bevorderen, de belangen van zijn leden
te behartigen, zoowel in hun onderlinge verhou
ding, als in hun verhouding tot de Overheid, en
deze belangen, d.i. de facto de belangen van allen,
die op het gebied van de film werkzaam zijn, ,,met
elkander in rechtvaardige overeenstemming te
brengen".
De Bond zal nu deze werkzaamheid hebben te
verrichten onder toezicht en eventueel naar voor
schriften van den Secretaris-Generaal van het
Departement van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen. Waarschijnlijk zullen deze voorschrif
ten zich c.q. blijken te bepalen tot een aanwijzen
van de groote lijnen voor den te verrichten arbeid,
terwijl de uitoefening van het toezicht zich ver
moedelijk zal uitstrekken niet alleen tot de maat
regelen, welke de Bond in het algemeen, doch ook
tot die, welke hij in de bijzondere gevallen zal
treffen.
Dat hiermede een stap wordt gezet op een weg,
welke zoowel in cultureel, als in sociaal en econo
misch opzicht tot belangrijke gevolgen zal kunnen
leiden, behoeft, naar ons voorkomt, geen betoog.
Het karakter van den Nederlandschen Bioscoop
bond wordt door dit besluit aldus gewijzigd, dat hij
van hoofdzakelijk commercieele bedrijfsorganisatie
wordt tot semi-officieel orgaan met een algemeene
taak van socialen, economischen en cultureelen