mers uitsluitend gewerkt worden met het geld van particulieren zonder eenigen overheidssteun, zon der verderen steun van wie ook. Dat alles ligt thans echter achter ons. Op het gebied van de filmproductie zullen wij adviseerend moeten optreden, opdat er iets goeds ontsta. Daar bij diene natuurlijk weer eenige reserve te worden gemaakt, n.1. deze, dat de Nederlandsche Bioscoop- Bond zijn nieuwe taak begint onder wel buiten gewoon moeilijke omstandigheden, n.1. midden in den oorlog, zoodat het geen twijfel lijdt, of er zul len bij de vervaardiging van speelfilms groote moeilijkheden te overwinnen zijn. Hierin moge een reden te meer liggen voor een krachtigen finan- cieelen steun bij de vervaardiging van goede, groote films, een aangelegenheid, die naar de heer Roem zeide in de naaste toekomst zeker een punt van overweging zal moeten uitmaken. (Abusievelijk is in een der verslagen van de be wuste persconferentie gewaagd van financieelen steun aan groote bioscopen. Het zal den lezer van dit verslag duidelijk zijn, dat niet van bioscopen, maar van producties sprake is geweest). De heer Roem zeide vertrouwen te hebben in de toekomst van de Nederlandsche film. De ervaring van den Bond is, dat het Nederlandsche volk gaarne Nederlandsche films ziet. Vooral in de laatste maanden, waarin het beschikbare aantal films aanzienlijk is ingekrompen, is gebleken, dat het bioscoopbezoekend publiek zijn genoegen vindt in Nederlandsche films, waaraan het vroeger niet de minste aandacht heeft geschonken. Een en ander is verklaarbaar op verschillende gronden. De voornaamste grond is echter deze, dat de overmatige import van buitenlandsche films, die de Nederlandsche film in de verdrukking gebracht heeft, is teruggedrongen. Voor den oorlog werden jaarlijks ruim 500 films geïmporteerd, een aantal dat ongetwijfeld te groot was. Dit zal minstens moeten worden teruggebracht tot circa 200. Bij zulk een aantal kan er plaats zijn voor behoorlijke Nederlandsche films. Hetzelfde geldt voor de korte film. hetzij het een speelfilm, een cultuurfilm of een documentaire betreft. Wij werden over stroomd met buitenlandsche shorts, vandaar, dat de short niet werd gewaardeerd en een binnen- landsche productie niet loonend was. Wij beleven thans het moment voor een verandering ten goede, zoodat ook de korte Nederlandsche film. naar spreker hoopt, een betere toekomst tegemoet gaat. Een van de vormen, waarin steun zou kunnen wor den verleend aan de Nederlandsche filmproductie, zou naar sprekers meening hierin kunnen bestaan, dat, wanneer een Nederlandsche film wordt ge maakt van zoodanige kwaliteit, dat haar een daar voor in het leven te roepen predicaat kan worden verleend, aanspraken zouden kunnen worden ge maakt op verlaging of eventueel vrijstelling van vermakelijkheidsbelasting. Dit zou de Nederland sche filmproductie en inzonderheid het initiatief van zelfstandig werkende cineasten aanzienlijk stimuleeren. Voor de toekenning van een zoodanig predicaat zou een instantie in het leven moeten worden geroepen spreker denkt in dit verband aan een productieraad of een daarmede gelijk waardig lichaam welke zich tevens meer in het algemeen met de cultureele kanten van de Neder landsche filmproductie bezighoudt. Zijn de films goed, dan hoeft men niet te vreezen voor de ont vangsten en evenmin voor den afzet, want juist de goede ontvangsten blijven voor de exploitanten nog altijd de voornaamste prikkel om meer Neder landsche films te vertoonen. Eveneens kan men verwachten, dat, waar voor de vervaardiging van Nederlandsche films een beroep zal worden gedaan op het particuliere kapi taal, van Bondswege strenge controle zal blijven worden uitgeoefend op de besteding van dit geld, opdat er geen geld verspild wordt, hetgeen bij de vervaardiging van een film zoo gemakkelijk kan geschieden. Overigens achtte spreker de waardeering van Nederlandsche films door het publiek een kwestie van opvoeding. Evenals men het publiek opvoedt tot het luisteren naar en het waardeeren van goede muziek, zoo zal men dat ook kunnen opvoeden tot het zien naar en het waardeeren van de goede film. De pers heeft zich in dit opzicht reeds vele ver diensten verzameld. Spreker deed een krachtig beroep op de recen senten om zich wat dit betreft van haar taak be wust te zijn en met betrekking tot de Nederland sche filmproductie alle mogelijke medewerking te verleenen. In de eerstkomende weken wachten den Bio scoop-Bond zeer drukke werkzaamheden, Aller eerst is daar de kwestie van de aanmelding voor het lidmaatschap van den Nederlandschen Bio scoop-Bond. De Statuten zullen moeten worden aangepast aan de nieuwe situatie en onmiddellijk daarop volgen de Reglementen. Intusschen zullen zij, die meenen ingevolge het Besluit van de Secre tarissen-Generaal van 4 October tot het lidmaat schap van den Bond te moeten toetreden, in de gelegenheid worden gesteld zich aan te melden. Over eenigen tijd zal dan kunnen worden beoor deeld, wie wel en wie niet kunnen worden toe gelaten. Wat de smalfilmerij betreft wees de heer Roem er nog op, dat iemand, die bijv. voor zijn genoe gen smalfilms maakt, welke hij thuis of in een amateursclub vertoont, zich niet behoeft aan te sluiten. Zoodra hij echter met zijn films in de open baarheid komt, moet hij lid worden. Met betrekking tot het tegenwoordige bioscoop- programma deelde spreker nog mede. dat, voor zoover er van tooneel- en revuevoorstellingen in bioscopen sprake is, zulks geweten moet worden aan een tekort aan films. Zoodra er meer films beschikbaar zijn, zullen deze voorstellingen, die

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 5