Om de vele en ingrijpende maatregelen, die
voortdurend noodig waren, snel en afdoende te
kunnen nemen, moest het Hoofdbestuur over vol
machten beschikken. Dientengevolge werd reeds
op 27 Mei een machtigingsbesluit genomen door
een Buitengewone spoed-ledenvergadering, waar
bij het Dagelijksch Bestuur gemachtigd werd in
alle met den huidigen toestand verband houdende
gevallen die besluiten te nemen, welke door ge
noemd College noodig geoordeeld werden. De
vérstrekkende bevoegdheden, welke de leden op
deze wijze aan dit College verleenden, waren een
typische demonstratie van de organisatorische
discipline in den Nederlandschen Bioscoop-Bond.
Het besluit werd met algemeene stemmen geno
men en gaf blijk van onbeperkt vertrouwen in de
leiding. Dit alles, evenals de vele maatregelen, die
daarna genomen werden, schepten tevens een
sfeer van vertrouwen tusschen den Bond en de
Nederlandsche, zoowel als de bezettende Over
heid. Men toonde van Overheidswege een goed
begrip voor de positie en de beteekenis van den
Bond en de daarbij aangesloten bedrijven. Dit
begrip leidde ten slotte tot het resultaat, dat bij
Besluit van de Secretarissen-Generaal van 4 Octo-
ber 1940 de zorg voor het filmwezen, onvermin
derd het bepaalde in de Bioscoopwet, werd opge
dragen aan het toenmalig Departement van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen en den Ne
derlandschen Bioscoop-Bond werd belast met de
organisatie van allen, die op het gebied van de
film werkzaam zijn, zulks overeenkomstig een aan
tal nader in dit besluit genoemde bepalingen.
De uitgebreide taak, welke de Bond door dit
besluit kreeg te verrichten, is, Zoowel in dit Or
gaan, als in de pers, nader uiteengezet en mag als
voldoende bekend worden verondersteld.
Memoreeren wij, dat bij die gelegenheid tot
Voorzitter van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond werd benoemd de heer C. S. Roem te 's^Gra-
venhage en tot Onder-Voorzitter de heer Joh.
Miedema te Deventer. Deze benoeming, welke het
leidersprincipe in onzen gelederen bracht de
Voorzitter werd immers met uitgebreide volmach
ten bekleed was als het ware een erkenning
van de verdiensten van genoemde heeren en zij
had voor het bedrijf te meer beteekenis, omdat de
heer Roem in de Taarlijksche Ledenvergadering,
welke op 1 April 1940 gehouden was, door de leden
tot Bondsvoorzitter was gekozen en de heer Mie
dema in de eerste, daarna gehouden Hoofdbe-
stuursvergadering zich door het Hoofdbestuur de
taak van Onder-Voorzitter zag toebedeeld.
Als gevolg van een en ander ontstond een over
gangstoestand, gedurende welke onder leiding
van den Bondsvoorzitter de vereischte aanpassing
zou moeten worden verkregen aan de nieuwe
organisatorische situatie, waarin het film- en bio
scoopbedrijf in ons land was geplaatst. Er werden
nieuwe statuten ontworpen, alsmede concepten
voor diverse reglementen. Inmiddels werd te
's-Gravenhage een eigen gebouw aangekocht, dat
binnenkort in gebruik zal kunnen worden ge
nomen.
Bij de uitvoering van al deze werkzaamheden
werd eenige vertraging ondervonden door het feit,
dat bij verordening van den Rijkscommissaris op
25 November 1940 in de plaats van het Depar
tement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen werd ingesteld het Departement van Opvoe
ding, Wetenschappen en Cultuurbescherming, als
mede het Departement van Volksvoorlichting en
Kunsten. Onder laatstgenoemd Departement ging
ook het filmwezen ressorteeren. Vanzelfsprekend
is er aanstonds contact ontstaan tusschen den
Bond en het nieuwe Departement.
Er is reden om te vertrouwen, dat dit contact
zal leiden tot vruchtbare samenwerking tusschen
Overheid en film- en bioscoopbedrijf.
Zij voorts in het kort meegedeeld, dat het aan
tal geschillen, dat de Bondsarbitrage in het afge-
loopen jaar kreeg te behandelen, 48 bedroeg tegen
42 in 1939 en het aantal beroepzaken 5, tegen 12
in het jaar daarvoor. Door de bedrijfsafdeling
werden in totaal 1305 roode kaarten verzonden
tegen 1944 in 1939. Deze op zichzelf gunstige
cijfers vormen voor wat dit jaar aangaat, geen
juist vergelijkingsobject, omdat zoowel het roode-
kaarteninstituut als de arbitrage gedurende de
zomermaanden nagenoeg niet hebben gefunction-
neerd.
Met betrekking tot de uitvoering van het Alge
meen Bedrijfsreglement zij medegedeeld, dat in het
afgeloopen jaar 30 aanvragen binnenkwamen om
toestemming tot het vestigen van een nieuwe bio
scoop. Van deze aanvragen werden er 8 toege
wezen, 10 afgewezen, terwijl 9 nog in behandeling
zijn en 3 werden ingetrokken.
In totaal kwamen 20 aanvragen binnen tot het
overnemen van permanente bioscopen, waarvan er
14 werden ingewilligd, terwijl er nog 6 in behan
deling zijn. Een aanvrage tot overneming van een
reisbioscoop werd toegestaan. Van de drie ver
zoeken tot vestiging van zulk een zaak werden er
twee afgewezen. De derde werd ingetrokken.
Voorts werd toestemming verleend tot het vestigen
van drie nieuwe verhuurkantoren. Twee verzoeken
tot vestiging van een verhuurkantoor werden afge
wezen, twee werden er ingetrokken en één werd
aangehouden. Van de aanvragen tot overneming
van verhuurkantoren is er een toegestaan en een
ingetrokken. Ten clotte is nog toestemming ver
leend tot het vestigen van een productiezaak. Een
tweede aanvrage voor zulk een vestiging is inge
trokken. Ook kwam er een aanvrage tot het vesti
gen van een filmfabriek. Deze is afgewezen.
Wij mogen dit overzicht niet besluiten alvorens
een woord van hartelijken dank gebracht te heb
ben aan de vele functionarissen in den Nederland
schen Bioscoop-Bond, die aan de uitvoering van
de diverse reglementen en besluiten in de daartoe
ingestelde colleges alsmede in de plaatselijke en
provinciale afdeelingen op zoo onbaatzuchtige
wijze hun beste krachten gegeven hebben.