gedeeltelijke toewijzing van de vordering van partij-Holle- mans; dat partij-Vereenigde Theaters in hoofdzaak heeft ver klaard, dat een harer employé's de van partij-Ufa ontvangen telefonische opdracht aldus heeft genoteerd, dat de film „Ver dachte ontkent" met al het bijbehoorend bijwerk naar partij- Hollemans moest worden doorgezonden; dat partij-Ufa ter staving van haar bewering, dat zij partij- Vereenigde Theaters telefonisch instructie heeft gegeven de film met de reclame naar partij-Hollemans door te zenden en het bijwerk aan haar kantoor te retourneeren, aan de Commissie van Geschillen heeft overgelegd een door haar employé C. J. Stammer onderteekende schriftelijke ver klaring, daarop betrekking hebbende; dat op grond van het vorenstaande aangenomen moet worden, dat partij-Ufa de juiste opdracht aan partij-Ver eenigde Theaters heeft gegeven, maar dat deze laatste de opdracht onjuist heeft genoteerd; dat partij-Vereenigde Theaters wegens de door haar be gane vergissing aansprakelijk is voor alle gevolgen der on juiste verzending van het bij de film „Verdachte ontkent" behoorend reclame-materiaal; dat partij-Ufa terecht gevorderd heeft, dat partij-Vereenig de Theaters haar voor de gevolgen van geheele of gedeelte lijke toewijzing van de vordering van partij-Hollemans zal vrijwaren; dat partij-Hollemans heeft aangetoond, dat zij voor het schilderen van twee reclame-doeken een bedrag van f heeft betaald en de Commissie van Geschillen wijders in overweging heeft genomen, dat partij-Hollemans, door ge durende één dag zonder reclame filmvoorstellingen te geven, naast genoemde daadwerkelijke schade, inderdaad nog meer schade moet hebben geleden, doch niet in die mate, om een schadevergoeding van fte rechtvaardigen; dat de Commissie van Geschillen derhalve naar billijkheid heeft besloten de vordering van partij-Hollemans gedeeltelijk, en wel tot een bedrag van ftoe te wijzen en partij- Vereenigde Theaters te veroordeelen om tegen kwijting aan partij-Hollemans te betalen het toegewezen bedrag a falsmede in de kosten van het geschil, bedragende f 25.-. In zake het op 28 Januari 1941 door de firma Bouts Putzeys, onder meer exploiteerende het Roxy Theater te Lutterade (verder te noemen partij-Bouts Putzeys), aan hangig gemaakt geschil contra de Ufa Maatschappij voor Film- en Bioscoopbedrijf N.V., gevestigd te Amsterdam (ver der te noemen partij-Ufa), die op haar beurt in vrijwaring heeft doen oproepen den heer J. Kasdorp, toenmaals exploi tant van de Cinema „Modern" te Eysden (verder te noemen partij-Kasdorp), dat de vordering van partij-Bouts Putzeys ter zake van de schadevergoeding ten deele en wel tot een bedrag van falsmede de vordering in zake restitutie van reiskosten afgeheel moet worden toegewezen en partij-Kasdorp moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan partij-Bouts Putzeys te betalen de toegewezen bedragen van respectievelijk f en falsmede in de kosten van het geschil, bedragende f25.is in totaal f Deze uitspraak is gegrond op de volgende overwegingen: dat partij-Bouts Putzeys in hoofdzaak heeft gesteld, dat partij-Ufa haar op grond van een tusschen hen bestaande overeenkomst ter vertooning vanaf Vrijdag I 8 October I 940 had te leveren de film „Moeder"; dat deze film eerst op Zaterdag 19 October in haar bezit is gekomen, waardoor zij genoemden Vrijdag geen filmvoorstelling heeft kunnen geven; dat zij der Commissie van Geschillen heeft verzocht partij-Ufa te veroordeelen tot betaling van de schade, geleden door derving der recette op dien Vrijdag en de lagere ont vangsten op den Zaterdag, Zondag en Maandag d.a.v., zijnde laag geraamd f alsmede tot betaling van de reiskosten van partij-Bouts Putzeys, bedragende f...., alsmede in de kosten van het geschil; dat partij-Ufa in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat de te late aankomst bij partij-Bouts Putzeys van de film „Moeder" geweten moet worden aan partij-Kasdorp, die ingevolge artikel 19 der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschén Bioscoop-Bond voor tijdige en juiste doorzending der film. had zorg te dra gen; dat partij-Ufa derhalve heeft gevorderd, dat partij- Kasdorp haar zal vrijwaren voor de gevolgen van geheele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering van partij-Bouts Putzeys; dat partij-Kasdorp heeft erkend een fout te hebben ge maakt, door de film in kwestie in plaats van als expresgoed, zooals artikel 23 der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films voorschrijft, als snelgoed te hebben ver zonden; dat partij-Kasdorp wegens de door haar gemaakte fout aansprakelijk is voor alle gevolgen der onjuiste verzending van de film „Moeder"; dat partij-Ufa terecht gevorderd heeft, dat partij-Kasdorp haar voor de gevolgen van geheele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering van partij-Bouts Putzeys zal vrijwaren; dat, wat het bedrag der gevorderde schadevergoeding betreft, in aanmerking moet worden genomen, dat de gederfd e Vrijdagrecette geraamd moet worden aan de hand van vroe ger met gelijkwaardige films door partij-Bouts Putzeys gemaakte recettes; dat op grond van de door partij-Bouts Putzeys ver strekte gegevens de gederfde Vrijdagrecette geraamd moet worden op f (gelijk aan de op 12 April I 940 met de film „Maria llona" gemaakte recette), waarop in mindering moet worden gebracht de vermakelijkheidsbelasting ten bedrage van fzoodat resteert f dat partij-Bouts Putzeys in gebreke is gebleven te be wijzen, of althans aannemelijk te maken, dat zij naast de gederfde Vrijdagrecette nog indirecte schade heeft geleden; dat uit het vorenstaande volgt, dat het bedrag der schade vergoeding op f moet worden vastgesteld; dat eveneens moet worden toegewezen de vordering van partij-Bouts Putzeys tot terugbetaling der in verband met dit geschil gemaakte reiskosten af....; dat partij-Kasdorp moet worden veroordeeld om aan partij- Bouts Putzeys te betalen de toegewezen bedragen van f en f alsmede in de kosten van het geschil, be dragende f 25.—. In zake het op I Februari 1941 door Croonenberg's Exploitatie-Maatschappij van Bioscopen en Theaters N.V., gevestigd te Helmond en kantoorhoudende te Roermond, aanhangig gemaakt geschil contra de firma A. van Meel C. Hirschberg, exploiteerende de van eischeres (Croonen- berg) gehuurde bioscooptheaters „Centraal" en „Scala" te Helmond, dat aan eischeres haar vordering moet worden ontzegd, met hare veroordeeling in de kosten van het geschil, bedragende f 25.—. Deze uitspraak is gegrond op de volgende overwegingen; dat eischeres de directe annuleering van het tusschen par tijen gesloten contract van verhuur en huur der bioscoop theaters „Centraal" en „Scala" te Helmond heeft gevorderd op grond van de volgende bezwaren: 1°. dat de heer C. Hirschberg, firmant van gedaagde (Van Meel Hirschberg) momenteel niet meer in staat is de theaters naar behooren te besturen; 2°. dat er steeds oude films worden vertoond en de bewoners van Helmond er zich over beklagen en elders bioscoopvoorstellingen bijwonen, wat niet in het belang is van eischeres; 3". dat de Duitsche weermacht haar film voorstellingen elders in Helmond geeft en niet in beide bovengenoemde theaters, welke ook niet worden bezocht door leden van de Duitsche kolonie en van de Nationaal Socialistische Beweging, aldaar, waarvan de exploitatie te lijden heeft en eischeres schade heeft; dat gedaagde, vooropstellende, dat geen der door eischeres aangevoerde argumenten steunt op het tusschen partijen bestaand huurcontract, heeft aangevoerd, dat zij zeer wel in staat is de beide genoemde bioscopen te exploiteeren, zooals de bedrijfsresultaten bewijzen; dat zij, al was het haar, even als anderen leden van den Nederlandschén Bioscoop-Bond, niet mogelijk om gedurende den overgangstijd steeds nieuwe

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1941 | | pagina 9