DE WET HERSTELD
Welke bedenkingen indertijd tegen de totstand
koming van een wettelijke regeling van de keuring
van films ook mogen zijn gerezen, de Bioscoop
wet als zoodanig had tenslotte voor het Neder-
landsche film- en bioscoopbedrijf deze verdienste,
dat zij voor de ondernemers in dit bedrijf tot op
zekere hoogte rechtszekerheid schiep. Tijdens de
bezetting is deze rechtszekerheid verloren gegaan.
En na de bevrijding is zij helaas niet aanstonds her
steld door een herstel der Wet. De Regeering te
Londen had n.1. een Koninklijk Besluit uitgevaar
digd op 22 Augustus 1944, houdende vaststelling
van het Tijdelijk Filmkeuringsbesluit. Dit Besluit
voorzag in een tijdelijke Filmkeuringscommisise,
bestaande uit een voorzitter en tenminste tien
leden, aan wie de bevoegdheden van de Centrale
Commissie voor de Keuring van Films, bedoeld in
art. 15 van de Bioscoopwet, waren overgedragen.
De werkzaamheden van de Centrale Commissie
bleven tijdelijk gestaakt en alle beslissingen tot
toelating van films ter openbare vertooning waren
vervallen verklaard. Bovendien waren met dit Be
sluit diverse wijzigingen aangebracht in de Wet,
of gedeelten van de Wet respectievelijk van het
Besluit van 22 December 1927 en van het Bio-
scoopbesluit buiten werking gesteld. Voorts bleven
bepaalde bevoegdheden voor het Militair Gezag
gereserveerd. Het merkwaardige is, dat de Com
missie als in het z.g. K.B. No. 64 bedoeld, in Lon
den fungeerde en, daar is blijven fungeeren. For
meel genomen was in Nederland tot het einde des
jaars niet voorzien in een instantie, waar de be
langhebbenden hun films ter keuring konden
aanbieden.
De chaotische toestand op het onderwerpelijk
terrein tijdens de bezetting ontstaan, duurde op
deze wijze door de moeilijkheden van ons Be
stuursapparaat na de bevrijding voort en werd zoo
mogelijk nog vergroot.
Met de installatie van de Centrale Commissie
voor de Keuring van Films op 4 December 1945
is aan de verwarring een einde gekomen en de
wettelijke toestand, zooals hij voor de bezetting
bestond, hersteld. Aan te nemen valt, dat ook de
rechtszekerheid, die voorheen op het terrein van
het overheidstoezicht op het filmwezen voor het
bedrijf bestond, hiermede in haar ouden vorm zal
zijn teruggekeerd. De betrekkingen tusschen het
bedrijf en de Centrale Keuring zijn inmiddels her
vat door de benoeming van een vertegenwoordiger
van het Hoofdbestuur tot adviseerend lid der Cen
trale Commissie en lid der Huishoudelijke Com
missie voor de Keuring van Films.
Dit alles legt aan de leden van den Nederland-
schen Bioscoop-Bond de verplichting op om de
Bioscoopwet op dezelfde loyale wijze na te leven
als zulks voor de bezetting het geval was. Het valt
te betreuren, dat dit door vele leden niet wordt
ingezien. Uit verschillende gemeenten bereiken
ons klachten over allerlei overtredingen en nog
onlangs heeft de Voorzitter van de Centrale Com
missie voor de Filmkeuring onder de aandacht
van het Hoofdbestuur gebracht, dat blijkens bij
hem ingezonden rapporten de controle op de leef
tijdsgrenzen hier en daar te wenschen overlaat, dat
het meer dan eens voorkomt, dat men ongestem
peld reclamemateriaal ophangt, dat zich gevallen
voordoen, waarin men geen keuringskaarten heeft
en zelfs ongekeurde films vertoont. Zooveel moge
lijk is tot heden getracht vervolging te vermijden
en worden de betrokkenen schriftelijk of telefo
nisch gewaarschuwd. Men legt hierbij begrip aan
den dag voor het feit, dat de weg uit een chaos
naar een toestand van orde niet eenvoudig is en
dat er heel wat voor noodig is om hen, die vijf
jaren zijn opgevoed in het frustreeren van allerlei
bepalingen, weer den bekenden ouden zin voor
plicht en verantwoordelijkheid bij te brengen. De
overtredingen geschieden voorzoover het ons be
drijf aangaat, niet bewust, maar doordat het toe
zicht van dengeen, die de verantwoordelijkheid
voor de exploitatie draagt, niet voldoende nauw
keurig is. Wij doen daarom een ernstig beroep op
de leden van den Bond om er op toe te zien, dat
in hun exploitatie de wettelijke verplichtingen
worden nagekomen. In de eerste plaats herinne
ren wij de leden-filmverhuurders aan hun ver
plichting tot toezending van keuringskaarten. Ar
tikel 20 van de Algemeene Voorwaarden van Ver
huur van Films van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond bepaalt, dat de keuringskaarten, welke
ten bewijze van de toelating der films door de Cen
trale Commissie voor de Keuring van Films zijn
uitgereikt, door den verhuurder zoo mogelijk tege
lijk met de programma-opgave, doch in ieder geval
tijdig, per brief aan den huurder moeten worden
toegezonden. De huurder is verplicht onmiddellijk
na beëindiging van de vertooning der film, doch in
ieder geval voor 12 uur in den ochtend van den
Vrijdag, onmiddellijk volgende op de geëindigde
vertooningsweek, de keuringskaarten van de film,
waarvan de vertooning is afgeloopen, per brief aan
het adres van den verhuurder terug te zenden.
Voor, door niet stipte nakoming van het in dit
artikel bepaalde, ontstane schade, is de huurder
aansprakelijk als de schade wordt geleden door
den verhuurder, en omgekeerd.
Voor alle te vertoonen films dienen keurings
kaarten in de kassa van de bioscoop aanwezig te
zijn, zoodat deze op eerste aanvraag onmiddellijk
kunnen worden getoond. Films, waarvoor geen
geldige keuringskaarten aanwezig zijn, gelden als
niet- toegelaten en mogen derhalve niet vertoond
worden. De thans geldige keuringskaarten heb
ben een rosé kleur en een zwarte balk schuin in