model worden lichtstralen tegen de aluminium -
wanden weerkaatst, evenals de geluidgolven in de
zaal.
In fig. 3 is aangegeven hoe zulk een Iichtver-
deeling er uitziet. Door nu in het model met de
-
B
Hiyiiiii]
i
■zaa L
o.os
plaats van den lichtbron te manouvreeren kan men
een stand opzoeken waar de glasplaat zoo gelijk
matig mogelijk verlicht wordt. In werkelijkheid
plaatst men dan de luidspreker op de correspon-
deerende plaats.
Lukt deze egaliseering niet in bevredigende
mate dan moet men met eenig inzicht over
gaan tot wijzigingen in den vorm van plafond,
zij- en achterwanden. Dit is in een aluminium mo
del altijd nog eenvoudiger en goedkooper dan bij
een eenmaal bestaande zaal.
Tenslotte moet de aldus ontstane gewijzigde
zaalvorm nogmaals op echo's onderzocht worden.
Dit kan eveneens experimenteel geschieden. Men
maakt dan een model van een zaaldoorsnede en
plaatst deze in een ,,rimpelbak".
Dit is een platte bak met glazen bodem, gevuld
met een laagje water. In fig. 4 is te zien, hoe men
door op de plaats van de geluidbron het watervlak
te beroeren, het verloop der geluidgolven aan de
voortplanting der water-golfjes kan bestudeeren.
Bij een volledig vooronderzoek van de zaal
moet men dit programma ook afwerken voor an
dere geluidbronnen, die elders geplaatst zijn, zoo-
als vaak met het orgel het geval is.
Ik hoop met het bovenstaande te hebben toe
gelicht, welke taak er voor den acousticus, als
adviseur van den architect, is weggelegd bij den
nieuwbouw of verbouwing van bioscoopzalen.
10
c
0.1
0.0
i V
F,g. 3
Voorbeeld van een slechte geluidverdeeling. De
zwarting van de fotografische plaat is aan de voor
zijde der zaal (smal) veel sterker dan onder het
balcon (breed). (Melropole Palace, Den Haag).
Fig. 4
Voortplanting van golven aan een zaalmodel in den
rimpelbak.