toestaat ons een belangrijken import te leveren,
compensaties kunnen verlangen door bijv. Neder
landers in de gelegenheid te stellen zich in de
buitenlandsche studio's te bekwamen? Het betreft
hier ongetwijfeld een toekomstphase, maar haar
beteekenis dient principieel te worden vastgelegd.
Het is tevens een belang van hooger orde om te
bevorderen, dat de voortbrengselen van den film-
artist, welke door hun exclusiviteit gewoonlijk geen
of weinig handelswaarde bezitten, hun weg vinden
naar die categorieën van publiek, welke belangstel
ling voor haar hebben alsook naar de beoefenaars
van de filmkunst.
Tenslotte is ook de film uit hoofde van onderwijs
en wetenschap een aangelegenheid van openbaar
belang. De onderwijsfilm vormt een kwestie van
zóó vakkundigen aard, zij behoort zoozeer bij de
leermiddelen thuis, dat zij welhaast uitsluitend door
onderwijskringen kan worden behandeld. Als zoo
danig staat zij buiten het bedrijf en is zij een aan
gelegenheid van de school, resp. van het Depar
tement van Onderwijs. Hoogstens is de vervaar
diging er van mede een bedrijfsaangelegenheid.
Al deze problemen zijn na den oorlog een object
van bemoeienis der Overheid geworden. Vandaar
dat het Hoofdbestuur voor een ernstige keuze
stond: n.1. de zelfstandigheid van den Bond en van
het bedrijf te behouden, ofwel daarin een zoodanige
overheidsinmenging te krijgen, dat het ambtelijk
apparaat en de politiek ons bedrijf practisch gingen
overwoekeren. Het Hoofdbestuur heeft gekozen
voor het eerste; het heeft gekozen voor de zelf
standigheid van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond, voor de zelfstandigheid van zijn leden, voor
de zelfstandigheid van dit bedrijf. Beteekende dit
nu, dat men zich kon gedragen alsof er geen
werelddeel bijna was vergaan, alsof er geen land,
ons land, bijna van den aardbodem was wegge
vaagd, alsof het bestaan van ons volk niet in de
waagschaal was geweest, alsof er geen omwente
ling in de historie had plaats gehad, geen tijds
versnelling in den maatschappelijken sector door de
denderende vaart van tank en vliegende forten,
alsof alles, wat ons in het goede oude Europa ver
trouwd en dierbaar was geworden, niet was omge
ploegd, als de klei op den akker. Wij hadden evolu-
tionnair besef noodig na den oorlog en wij hebben
dit aan den dag gelegd. Wij konden niet meer met
de oude beproefde methode werken! Wij konden
niet zeggen: wij hebben een Bond, en doet nu maar
wat je wilt, als je ons te ma komt, dan sluiten we!
Wij konden niet doen alsof wij bier tapten of
galanterieën verkochten! Wij konden onze oogen
niet sluiten voor het feit, dat wat wij verkochten,
een spel speelde met den willigen geest van de
massa, invloed uitoefende op de bevolking en op
de levensopvattingen in het algemeen.
Dit was trouwens niet alleen een principieele
kwestie, maar ook een practische, ook een van op
portuniteit. Afzijdigheid van onzen kant zou het
étatisme, dirigisme, dat onmiddellijk na de Bevrij
ding ons regeeringshuis binnensloop, in de kaart
hebben gespeeld.
Wij zien in den Bond een zelfstandige organi
satie met niet aan den Staat ontleende rechten en
slechts in bepaald opzicht aan de controle van den
Staat onderworpen, zoodra het vereenigingsrecht
wordt gereorganiseerd. Dit laatste leek spr. meer
aan te sluiten bij de democratische opvattingen van
ons volk. Het is trouwens een waandenkbeeld te
veronderstellen, dat de organisatie van het maat
schappelijk leven in Nederland van hoogerhand
zou kunnen worden opgelegd, een waandenkbeeld,
dat de Staat practisch alles zou kunnen doen. Van
de totaliteit in het staatsbestel hebben wij eenige
jaren de wrange vruchten kunnen nuttigen. De
staatsoverheid heeft slechts de voorwaarden te
scheppen voor leven en bloei van het maatschap
pelijk leven. Wanneer het op bepaalde onderdeelen
voorheen niet vlotte, zooals met de filmproductie
b.v., dan was zulks voornamelijk óók hieraan te
wijten, dat deze voorwaarden ontbraken, ja bewust
aan den betrokken bedrijfstak onthouden werden.
Wanneer echter de Staat zich in de plaats stelt
van de particulieren, dan onderdrukt hij, zooals het
verleden aantoont, naar onze meening de schep
pende kracht van elk persoonlijk initiatief en hier
van zijn slechts, vooral in de organisatie van het
bedrijfsleven en bij een zoo gevoelig onderdeel als
de film is, ongunstige resultaten te verwachten. In
het bijzonder geldt dit voor een staat, welke op
het terrein van de film niet de minste ervaring
heeft. Ook bij de organisatie van het filmwezen
mag men aan de individuen niet ontnemen en in
handen eener gemeenschap stellen, wat zij op eigen
initiatief en door eigen energie kunnen tot stand
brengen. Het izou een onrechtvaardigheid en tevens
een ernstig nadeel, ja een verstoring van de goede
orde zijn, datgene, wat door kleine lichamen van
ondergeschikten rang kan worden verricht en ver
schaft worden, over te dragen op grootere van
hoogere orde.
Het is historisch veel juister, dat men in de
naaste toekomst aansluiting zoekt bij wat er maat
schappelijk aan goeds was gegroeid en als zoo
danig zijn bestaansrecht en zijn nut bewezen heeft.
Hieronder schaart zich ook de Nederlandsche Bio
scoop-Bond. Het getuigt van den zin voor traditie
en van de levensvatbaarheid van deze instelling,
dat de meeste leden er aldus over denken. Zoo
groeide de organisatie van het filmwezen uit het
vrije maatschappelijk leven zelf. De Overheid be-
vordere dit door de voorwaarden te scheppen voor
den bloei van dit orgaan en controleere het tegelij
kertijd.