8 Wanneer het verleden achter is gebleven met vele onvervulde wenschen op het gebied van het filmwezen, dan is dit niet in de eerste plaats te wijten aan het bedrijf en zijn organisatie, maar aan het stelsel, waaronder gewerkt moest worden en aan de mentaliteit, welke overheerschte. Wanneer dit stelsel zich wijzigt in gunstigen zin en ook de men taliteit gaat aangepast worden aan de eischen van het moderne leven, wanneer met name de Overheid tot het inzicht komt, dat het filmwezen een voor werp van haar zorg behoort te zijn, tot het inzicht dat dit aesthetische, sociale en economische betee- kenis heeft, wanneer zij dientengevolge een wat doelmatiger belastingpolitiek ten opzichte van het bedrijf voert, zich actief voor de productie interes seert, der organisatie steun verleent, belemmeringen als een willekeurige toepassing van de Zondagswet uit den weg ruimt, dan zal ook de organisatie heel andere arbeidsmogelijkheden hebben. Het kan aan de Overheid niet anders dan welge vallig zijn, dat de bedrij f scgenooten zelf na verloop van jaren tot de erkenning zijn gekomen, dat hun organisatie niet meer uitsluitend commercieel van doelstelling kan zijn, maar dat de algemeene be langen, welker behartiging voorheen onderdeel was van het statutaire doel der organisatie eveneens onderscheiden dienen te worden in belangen van cultureele, meer in het bijzonder van aesthetische en socoiale waarde. Dat deze verklaring geen for maliteit is, wordt bewezen uit het practische cul tureele programma, dat de Bond ontvouwd en ten deele verwezenlijkt heeft. Terloops zij hierbij opgemerkt, dat het voor het filmwezen typeerend is, dat, welke van zijn reeds besproken onderdeden ook aan de orde zijn, men altijd weer op het terrein van het film- en bioscoop bedrijf terecht komt; bedrij f s- en algemeene belan gen loopen wellicht nergens anders sterker door een. Bij de behartiging van de algemeene kanten is altijd weer de medewerking van het bedrijf van noode. Om het algemeene belang tot zijn recht te doen komen kan men drie kanten uit. Men kan het be drijf alles van bovenaf opleggen; men kan het ten deele zelf doen, maar men kan ook het doel berei ken door een loyale en innige samenwerking. Deze ideale vorm heeft ons voor oogen gestaan. In den Bond hebben wij een orgaan, dat de geheele orga nisatie van het film- en bioscoopwezen omvat produceerenden, leveranciers en afnemers. Het karakter van den naoorlogschen Bioscoop- Bond wordt met het oog op zijn veelomvattende taak, de noodzakelijke verbindendheid van zijn be sluiten voor het geheele terrein van film en bio scoop, en de algemeene belangen, die met zijn werkzaamheden gemoeid zijn, als publiekrechtelijk gezien. Men stelt zich dus een bij de wet erkende organisatie voor, die de ondernemingen en perso nen uit de categorie, waarin zij zich beweegt, ver tegenwoordigt, ook wanneer deze niet zijn aan gesloten. Als zoodanig zal deze organisatie de alge meene voorwaarden scheppen voor de activiteit voor het onder haar ressorteerend bedrijf, opdat dit, zooveel als mogelijk is, voortkomend uit particulier initiatief, zich zelf tot bloei zal kunnen brengen. Een geordende vrijheid dus voor de betrokken be roepsstand door zelfbestuur, maar dan in een zelf standig instituut, dat aanknoopt aan eigen traditie en niet, zooals in de totalitaire staten gebruikelijk was, een staatstaak vervult. Ordening in het film wezen door het filmwezen zelf, slechts in het alge meen belang aan het controleerend oppergezag van den Staat onderworpen, met behoud van persoon lijk initiatief en gewettigde concurrentie, met een stelselmatig en getrouwe samenwerking van de georganiseerde activiteiten. Dit zal tot gevolg heb ben, dat de wetgeving op het gebied van beroeps- en bedrijfsleven in het filmwezen hoofdzakelijk de kring der betrokkenen competeert, zoodat de staats- wetgeving op dit stuk in hooge mate wordt ontlast. Aan deze ontwikkeling izitten tal van gevolgen vast. Het Bestuur van zulk een organisatie zal meer dan voorheen zijn handen vrij hebben om iets tot stand te brengen. De permanente dreiging van economisch sterke minderheden (waarachter vaak buitenlandsche belangen schuil gaan) met opzeg ging van het lidmaatschap, omdat zij zich niet wen schen te onderwerpen aan bepaalde, algemeen bin dende regelingen, welke zij met haar belnagen in strijd achten, zal tot het verleden behooren. De regelingen zullen immers wet voor haar zijn. Wel zullen deze geschillen dan mogelijkerwijs hun weg vinden naar de departementale bureaux, doch dit kan met de nadeelen, die eraan verbonden zijn, ook zijn nut hebben. De positie van het Bestuur zou veel onafhanke lijker kunnen zijn dan voorheen, waardoor initiatie ven kunnen worden genomen, welke vroeger on mogelijk bleken te zijn. Het contact met de Over heid, dat kort voor den oorlog aarzelend in wording was, zal inniger zijn. De samenwerking tusschen Overheid en bedrijf zal tal van vraaagstukken tot oplossing kunnen brengen en vele misverstanden voorkomen. Aan de nieuwe positie zijn echter ook groote nadeelen verbonden, die men zich in be drij f skringen niet zoozeer realiseert. De bedrijfs organisatie was voorheen een zuivere belangen organisatie, maar daardoor baas in eigen huis. Zij kon rekening houden met het algemeen belang, voor zoover zij dit met haar belangen vereenigbaar achtte. Als openbaar lichaam zal zij echter alge meene belangen ontmoeten, welke niet vereenig baar kunnen zijn met het specifieke bedrijfsbelang. Dit laatste zal dan waarschijnlijk als ondergeschikt moeten wijken. Men zal niet meer zooals voorheen de onderscheidene regelingen en belangen kunnen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 9