STEREOFONISCHE GELUIDSWEERGAVE
10
Zeer geslaagde demonstratie in net Concertgebouw te Amsterdam
Ieder, die, de natuur liefheeft en haar kent, weet
hoe scherp dieren hooren en hoe precies zij daarbij
de richting vaststellen, waaruit het geluid komt.
Voor vele dieren hangt van dit nauwkeurig rich-
tingshooren hun bestaan af; ze worden er door ge
waarschuwd uit welke richting er gevaar dreigt
ofwel het helpt hen hun prooi te zoeken.
Wij menschen staan niet zoo dicht meer bij de
natuur en onze zin voor richtingshooren is niet
zoo scherp ontwikkeld als bij de dieren, maar in
principe bezitten wij toch ditzelfde vermogen. Dit
danken wij, evenals de dieren, aan het bezit van
twee ooren, op zekeren afstand van elkaar.
De geluidstrillingen, die onze ooren opvangen,
worden naar het inwendige van het oor doorgege
ven, waar zij de gehoorzenuwen prikkelen. Deze
prikkels worden naar de hersenen overgebracht en
daar worden ze in verband gebracht met wat men
vroeger door ervaring omtrent de buitenwereld
geleerd heeft. Een geluid, dat wij voor het eerst
van ons leven hooren, en dat geenerlei gelijkenis met
ander bekend geluid vertoont, zegt ons dus niets.
Wij hooren pas dat het de nachtegaal is, die zingt,
als wij zijn geluid reeds vroeger 'hebben gehoord
en als toen gezegd is of ons op andere wijze
duidelijk is geworden dat dit geluid van de nach
tegaal afkomstig is.
Gesteld dat wij op een schoonen zomeravond
een nachtegaal beluisteren, die ergens rechts van
ons zijn mooi en lieflijk geluid doet hooren. De
geluidstrillingen, die zich met een snelheid van
ongeveer 330 meter per seconde voortplanten, be
reiken daardoor ons rechteroor iets vroeger dan
ons linkeroor. Als men dit narekent blijkt het ver
schil nog geen duizendste deel van een seconde te
bedragen, maar dit verschil schijnt voldoende te
zijn om daaruit conclusies te trekken omtrent de
richting vanwaar het geluid komt.
Maar behalve het tijdsverschil tusschen de prik
kels, afkomstig van het rechter- en het linkeroor, is
er ook een verschil in geluidsterkte! Het geluid
moet namelijk om het hoofd heenbuigen om het
linkeroor te bereiken; daardoor wordt het in het
linkeroor als zwakker waargenomen dan in het
rechteroor. Proefondervindelijk blijkt, dat dit ver
schil in intensiteit méér bijdraagt tot het snel en
nauwkeurig lokaliseeren, vanwaar het geluid komt
dan het tijdsverschil tusschen de geluidsprikkels
van beide ooren.
Dank zij onze twee ooren kunnen wij dus hooren
uit welke richting het geluid komt; daardoor kan
men, als men in een concertzaal zit en de oogen
sluit, heel goed aangeven waar zich de verschil
lende instrumenten bevinden. Dit richtingsgevoel
hebben wij echter niet meer als hetzelfde concert
via film, radio of gramofoonplaat tot ons komt.
Hoe voortreffelijk de weergave /tegenwoordig ook
is, toch missen wij er iets in van de natuurlijkheid,
die de directe waarneming kenmerkt. Misschien
zijn velen door het vaak luisteren naar radio en
gramofoon reeds zóó gewend geraakt aan het
vlakke" van dit geluid, dat men geen gemis be
speurt, maar men ervaart het onmiddellijk weer als
men de gereproduceerde muziek met de direct
waargenomene kan vergelijken.
Het is onmiskenbaar, dat de gereproduceerde
muziek in den vorm van radio-uitzendingen en gra
mofoonplaat zich een blijvende plaats heeft weten
te veroveren in het muzikale leven. De mogelijkheid
om mee te leven met groote evenementen op mu
ziekgebied, die men, om welke redenen dan ook,
niet kan bijwonen, de vrijheid in de keuze zoowel
van het gebodene als van tijd en plaats en het
meestal hooge artistieke peil maken, dat soms zelfs
aan gereproduceerde muziek de voorkeur wordt
gegeven boven middelmatige uitvoeringen. Mo
gelijk is hier ook voor de film nog een belangrijke
taak weggelegd.
In de toekomst zal de gereproduceerde muziek
een steeds belangrijker sociale functie hebben te
vervullen. In de literatuur is het een reeds lang
overwonnen standpunt, dat men alleen van een
vers of vertelling zou kunnen genieten, door de
persoonlijke voordracht van een declamator. Het
is dan misschien te betreuren, dat de boekdruk
kunst den minstreel der oude ridders heeft ver
drongen, niemand zal volhouden dat deze massa
productie-techniek een nadeeligen invloed heeft
uitgeoefend op de Westersche cultuur.
Wanneer dan de muziekreproductie in de toe
komst een steeds belangrijker plaats zal moeten
innemen, is het echter essentieel, dat de fouten
worden bestreden, die nog onmiskenbaar aan het
procédé kleven en die terecht velen onaangenaam
aandoen. Het ideaal van den geluidstechnicus is,
om bij den toehoorder geheel dezelfde indrukken
op te wekken als deze ook zou ontvangen in de
concertzaal. Wie zal zeggen, of het een voor
dan wel een nadeel is, dat hij daarbij moet afzien
van de bijkomstige factoren, die voor velen een
groote, misschien te groote rol spelen, zooals de
visie van het orkest, de houding en de gebaren van