22
dat geen van beide partijen de andere gesommeerd heeft
de onderwerpelijke films voor de einddatum van het contract
te leveren, respectievelijk af te nemen en dat integendeel
beide partijen zich met een verlenging van de looptijd van
het contract hebben verenigd, hetgeen o.m. hieruit blijkt, dat
gedaagde de film ,,Frederica" vertoond heeft op 7 Februari
1947 en dat eiser de film daartoe geleverd heeft;
dat derhalve gedaagde zich ten onrechte beroept op de
omstandigheid, dat het contract tussen partijen reeds geëx-
pireerd is, hebbende zij genoegen genomen met een ver
lenging van het contract;
dat in het contract niet is bepaald, dat de films voor het
Seinpost Theater alleen te 's-Gravenhage zouden worden
vertoond in het Apollo Theater en het Odeon Theater en
dat gedaagde niet heeft bewezen, dat iets anders tussen
partijen dienaangaande zou zijn overeengekomen, zodat de
omstandigheid, dat de film „Het geheim van Madam-
Clapain" door het Olympia Theater in tweede week-ver-
toning is vertoond, geen grond oplevert om haar van haar
verplichting tot het afnemen van deze film te ontslaan;
dat evenmin het feit, dat de films Belofte aan een onbe
kende" en „Een Zonderlinge Echtgenoot" neg niet in
tweede-weekvertoning te 's-Gravenhage zijn vertoond, grond
oplevert om gedaagde van haar verplichtingen ten aanzien
van deze films tegenover eiser te ontslaan;
dat immers gedaagde deze films voor tweede-weekverto
ning geleverd kan krijgen, hetgeen betekent, dat zij de films
op gunstiger voorwaarden geleverd krijgt dan zij bij het
afsluiten der overeenkomst heeft bedongen;
dat uit het vorenstaande volgt, dat eiser terecht vordert,
dat gedaagde alsnog de films „Belofte aan een onbekende",
„Het geheim van Madame Clapain" en „Een Zonderlinge
Ëchtaenoot" in haar bioscoop vertoont, althans bij niet-
vertoning de verschuldigde filmhuur overeenkomstig artikel
12 der Aanvullende Bondsvoorwaarden aan eiser betaalt:
dat echter in aanmerking nemende de omstandigheid, dat
beide partijen in een verfenging van het contract hebben
toegestemd, maar verzuimd hebben een nieuwe einddatum
vast te stellen, de uiterste datum, waarop gedaagde de drie
met name genoemde films, moet hebben vertoond respectie
velijk betaald, dient te worden vastgesteld op 31 December
1948;
dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschil-
kosten, bedragende ƒ25,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VEROORDEELT
gedaagde om voor 31 December 1948 van eiser af te nemen
en te vertonen de films „Belofte van een onbekende", „Het
geheim van Madame Clapain" en „Een Zonderlinge Echt
genoot" tegen de prijs als vermeld in de tussen partijen
op of omstreeks 31 Mei 1946 aangegane overeenkomst en bij
gebreke aan dien aan eiser voor iedere film te betalen een
bedrag overeenkomende met 25 van de opbrengst als van
een uitverkocht huis gedurende alle overeengekomen voor
stellingen van een vertoningsweek;
VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten,
bedragende f 25,
Aldus gewezen te Amsterdam op
16 Februari 1948.
o
In zake:
FIRMA VERENIGDE NIJMEEGSE BIOSCOPEN, ge
vestigd te Nijmegen en kantoor houdende aldaar aan de
Groesbeekseweg 12, eiseres en
FIRMA SCALA THEATER, gevestigd te Nijmegen en
kantoor houdende aan de Eiermarkt aldaar, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, enz. enz.
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 12 November 1947 een geschil
contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request
een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd
wordt als hier te zijn ingelast;
Dit request luidt:
„Ondergetekende, de firma Verenigde Nijmeegse Biosco-
pen,, opgericht bij notariële acte van 21 Maart 1947 bericht
U het volgende.
Tussen de Vennootschap onder firma Scala Theater, ge
vestigd te Nijmhgen en de Verenigde Nijmeegse Bioscopen,
destijds nog een stichting in oprichting doch sindsdien om
gezet eveneens in een Vennootschap onder Firma, is in
januari 1946 een overeenkomst gesloten, waarvan wij U
hierbij een afschrift doen toekomen.
Volgens deze overeenkomst, waarvan in het bijzonder
artikel 2 van belang is, heeft het Scala Theater zich ver
plicht een gedeelte van haar recettes af te staan aan de
Verenigde Nijmeegse Bioscopen. In artikel 2 wordt over
eengekomen, dat de bijdrage van het Scala Theater met Is
wordt verminderd telkens en zodra één van de vijf bij de
Verenigde Nijmeegse Bioscopen aangesloten bioscopen weer
regelmatig films vertonen, uitgezonderd indien films worden
vertoond in het Aloysiusgebouw en in het Canisius Theater.
Het Scala Theater heeft op 11 September 1947 aan de
Verenigde Nijmeegse Bioscopen een schrijven gericht, waar
in zij beweert, dat in verband met het feit dat in de Akker
laan bioscoop door een van de aangesloten bioscopen zeker
meer dan een jaar regelmatig films zouden worden vertoond,
het bedrag der door Scala te betalen bijdrage met l!s zou
moeten worden verminderd, te rekenen vanaf het begin der
regelmatige filmvertoningen in de Akkerlaan bioscoop.
De Verenigde Nijmeegse Bioscopen zijn van mening, dat
dezei stelling van het Scala Theater niet opgaat. De exploi
tatie van de Akkerlaan met 280 plaatsen, gedurende 3 dagen
per week, kan hoogstens beschouwd worden als een gedeel
telijke voortzetting van de in artikel 2 van het contract uit
drukkelijk uitgesloten exploitatie in het Canisius Theater
met 504 plaatsen gedurende 7 dagen per week en geeft dus
reeds hierom geen aanleiding tot vermindering van de bij
drage van Scala aan de Verenigde Nijmeegse Bioscopen.
In de tweede plaats is de exploitatie van deze Akkerlaan
bioscoop niet te beschouwen als het uitvoeren van een regel
matig bedrijf door 'een van de vroegere exploitanten, die
thans bij de Verenigde Nijmeegse Bioscopen zijn aangeslo
ten. De exploitatie is van zeer tijdelijke aard, gaat uit van
de combinatie en betreft slechts de vertoning gedurende
enkele dagen per week in een klein zaaltje met 280 zit
plaatsen.
De exploitatie levert verlies op en mede i.v.m. de opening
van het Centrum Theater, waardoor het beschikbare aantal
zitplaatsen in Nijmegen met 870 zetels op alle dagen der
week is vermeerderd heeft ondergetekende besloten de onder
havige exploitatie per einde November 1947 te beëindigen.
De strekking van de bepaling van artikel 2 kan geen
andere zijn dan dat voor "het verlenen van een bijdrage door
het Scala Theater aan de getroffen bioscopen te Nijmegen
geen reden meer bestaat wanneer een dier getroffen biosco
pen weer op ongeveer gelijkwaardige wijze inl exploitatie is.
Dit is zeker niet het geval met de exploitatie in de Akker
laan bioscoop.
Het Scala Theater beweert op grond van haar stellingen
een vordering op de Verenigde Nijmeegse Bioscopen te
hebben en weigert in verband daarmede de voldoening van
het door haar over de periode van 7 Maart tot 5 September
1947 verschuldigde bedrag. Conform het bepaalde in artikel
4 heeft de accountant A. Maertens te Nijmegen de door