16 ALGEMENE VOORWAARDEN VAN VERHUUR EN HUUR VAN FILMS Algemene bepaling Artikel 2 Alle overeenkomsten, als bedoeld in artikel 1 dezer voorwaarden, moeten steeds schriftelijk per gere gistreerd contract worden aangegaan onder de be palingen van deze voorwaarden, behoudens voor zoverre afwijking daarvan uitdrukkelijk bij deze voor waarden is toegestaan, en de bepalingen van deze voorwaarden moeten in die overeenkomsten volledig zijn opgenomen. Wanneer in die overeenkomsten, behalve de in deze voorwaarden voorkomende, nog speciale bepalingen worden opgenomen, moeten deze in een andere inktkleur er op gedrukt of duidelijk leesbaar er op getypt of geschreven wórden. Het is elke huurder verboden een door hem ge huurde film aan wie ook ten (onder)-verhuur of ten gebruike af te staan. Ik wil thans nog enkele andere algemene ge zichtspunten naar voren brengen. Allereerst de bijzondere uitkering. Van de bijzondere uitkering is tot nu toe tot mijn verwondering niet veel goeds gezegd. Er is gesproken van een toverwerking en men heeft er ook andere epitheta aan vastge knoopt. Ik vraag mij af, of men wel kan zeggen, dat de bijzondere uitkering in dit wetsontwerp een zwak punt moet worden genoemd. De ene onjuistheid was, dat bij de bijzondere uitkering meer dan bij de algemene uitkering subjectieve beoordelingspunten in het geding komen. Wij hebben het beeld van de objectieve uitkering, de normale uitkering, die naar objectieve maatstaf wordt vastgesteld, en van de subjectieve uitke ring, waarbij beoordelingen te pas komen en die meer naar de subjectieve omstandigheden wordt toegepast. Het is eenvoudig onvermijdelijk een subjectieve uitkering toe te passen, wanneer men te maken heeft met factoren als draagkracht en behoefte; dat behoeft niet Ie leiden tot willekeur, zoals de heer Hoogcarspel heeft gezegd. Subjectieve be oordelingen betekenen nog niet afwegingen en willekeur. Wanneer de commissie van mening is, dat men geheel van dat systeem af moet en terug moet tot objectieve maatstaven, dan is het mij wel. Ik waag het alleen, twijfel uit te spreken "of men het wel ooit zo ver kan brengen, dat men alleen met objectieve factoren kan werken en dat men daarbij toch rekening houdt met de bij zondere omstandigheden, waarin de gemeenten verkeren. Ik plaats hier een vraagteken achter. Mijnheer de Voorzitter! Er is voorts gewezen op de kortingsregeling en ook van die kortings regeling heb ik weinig goeds gehoord. Men heeft mij gevraagd naar de rechtsgrond daarvan. Ik zou zeggen: die kortingsregeling is onvermijdelijk en voor die motieven moge ik verwijzen naar de zeer uitvoerige toelichting in de Memorie van Antwoord. Het is ook hierbij weer, dat ik wil spreken over de verdelende rechtvaardigheid. Nu heeft de Regering die kortingsregeling, zoals zü was ontworpen door de commissie-Oud, gemiti geerd en teruggebracht tot 50 pet. Waarom? Om dat bij nadere becijfering bleek, dat de verhou ding tussen eigen belastinggebied van de ge meente en de uitkeringen ongeveer was 1 2, Men zou dus als het ware de gemeenten, die haar eigen belastinggebied inkrompen, een dubbele straf geven door de kortingsregeling toe te pas sen, zoals zij door de commissie-Oud was opge steld. In dit opzicht is de Regering de gemeenten te gemoet gekomen en heeft zij de straf om het zo uit te drukken, hoewel het eigenlijk niet zo uitgedrukt mag worden niet al te zwaar willen maken. Zo is zij gekomen tot deze zeer gemitigeerde kortingsregeling. Wat is het systeem van deze korting? Dit, dat men zoveel mogelijk belastingen heeft willen in- begrijpen, niet één belasting, niet twee, maar zo veel mogelijk. En waarom? Omdat, hoe meer be lastingen men laat vallen onder de werking van de kortingsregeling, de vrijheid voor de ge meenten om daarmede te manoeuvreren en de verschillende plaatselijke moeilijkheden op te vangen des te groter is. Het is toch zeer duidelijk, dat, wanneer men één of twee belastingen zou hebben genomen, men die belastingen volkomen zou hebben bevroren. Welnu, het is het streven van de Regering geweest zoveel mogelijk belas tingen in de werking van het kortingsartikel te- betrekken. Mijnheer de Voorzitter! Men heeft mij ge vraagd: wat is het systeem van de Regering geweest bij het rangschikken van de belastingen? Ik zou daajrop dit willen antwoorden: de gedach te is geweest, dat wij verschil moeten maken tus sen belastingen, waarvan men kan zeggen, dat zij normaal zijn, dat zij bijna overal voorkomen, ten aanzien waarvan de eis kan worden gesteld, dat zij inderdaad zullen worden geheven en tot een bepaald percentage zullen worden opge voerd, en andere belastingen, die minder regel matig voorkomen ik noem als voorbeeld de brandassurantiebelasting en andere belastingen, die men dus ook heeft meegeteld op grond van de gedachte, die ik heb geuit en omdat men zoveel mogelijk belastingen er in wil betrekken, waarvan men wel is waar niet kan zeggen, dat de Regering aandringt op invoer of verhoging, maar die toch een rol spelen in verband met het totaal van de vergelijking, die men maakt tussen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 18