MUTATIES
10
zou zijn van de toename van het jeugdmisdrijf.
,,De film houdt de jongens of van kattekwaad, de
mannen uit de kroeg, en de meisjes van de straat",
luidt het oordeel van de gezamenlijke Britse rech
ters.
Deze met nadruk gegeven weerlegging, komende
van hen, die uit hoofde van hun ambt dagelijks
in aanraking komen met overtredingen en misdrij
ven en die zich aan de hand van hun jarenlange
ervaring een ongetwijfeld juist denkbeeld hebben
gevormd van de oorzaken daarvan, kan men waar
devol noemen in de hoogste zin van het woord.
Indien deze rechtskundigen, die zich krachtens hun
positie zelden of nooit ongevraagd in het openbaar
uitlaten over dergelijke vraagstukken, het nodig
oordelen hun mening gezamenlijk kenbaar te ma
ken, dan moet dit wel een waarschuwing zijn voor
degenen, die zonder het minste bewijs en met een
hardnekkigheid een betere zaak waardig de film
tot de publieke zondenbok willen maken.
Op de jaarlijkse ledenvergadering van de Ma-
gistrates' Association (van welk genootschap prac-
tisch alle leden der hogere en lagere Britse recht
banken lid zijn), die ook dit jaar met de nodige
plechtigheid op 22 October j.1. in de historische
Guildhall van de Londense City is gehouden, werd
een memorandum aangenomen, dat de mening der
Britse rechterlijke macht weergeeft.
Het memorandum, dat aanvangt met de vermel
ding, dat het bestuur van het genootschap het
vraagstuk heeft bezien van uit het gezichtspunt
van een mogelijk verband tussen bioscoopbezoek
en jeugdmisdrijf, vat het gehele probleem samen
in de volgende twaalf punten:
1. Er is een algemene overeenstemming onder de
psychologen, dat de bioscoop zelden, indien
ooit, de aanleiding is tot jeugdmisdrijven.
2. Anti-sociaal gedrag komt voort uit diepere
oorzaken, dan het na-apen van dingen, die op
het witte doek worden verricht.
3. Als de bioscoop er van wordt beschuldigd de
oorzaak te zijn, dat een kind de verkeerde
weg is opgegaan, zal men over het algemeen
ontdekken, dat zulk een kind een type is, dat
in ieder geval op de verkeerde weg zou zijn
geraakt.
4. Er is geen bewijs van enig ander land, dat
er verband bestaat tussen film en jeugdmis
drijf.
5. De film houdt de jongens af van kattekwaad,
de mannen uit de kroeg en de meisjes van de
straat.
6. De jeugd is niet slechter dan zij was voordat
de bioscoop bestond, maar de bioscoop is een
geschikte zondebok, zoals de goedkope sen
satieroman in zijn tijd.
7. Onderzoekingen hebben nooit enige weder
zijdse betrekking ontdekt tussen jeugdmisdrij
ven en bioscoopbezoek.
8. Verdrietige gevoelens (emotional unhappi-
ness) zijn de sterkste aanleiding tot jeugdmis
drijf. Hoogstwaarschijnlijk zal het verdrietige
kind vergetelheid zoeken in de schijnwereld
van de film.
9. Zowel misdrijf als al te grote verknochtheid
aan de film zijn een overdreven hunkering
naar opwinding en te wijten aan gebrek aan
aanmoediging om meer creatieve liefhebberijen
ter hand te nemen.
10. De films hebben alle een kenmerkende trek
gemeen: de misdadiger wordt voorgesteld als
een laagstaand individu en de deugd verheer
lijkt.
11. Indien de film wordt nageaapt, gaat het eer
der om de methode dan om het doel of het
motief van de misdadiger.
12. De filmclubs hebben zich een blijvende plaats
verworven, (bedoeld worden hier de kinder-
clubs; Red.). Uit getuigenissen blijkt dat zij
van .plaats tot plaats zeer verschillen. Zij
kunnen een invloed ten goede zijn, maar daar
zij een zakelijke onderneming zijn is het van
belang de situatie voorzichtig gade te slaan.
Wij vragen ons na het lezen van deze onweer
legbare getuigenis af, wat de tegenstanders van
bioscoopbezoek van jeugdige personen daartegen
nog naar voren kunnen brengen, nu hun zo vaak
herhaalde en door niets gestaafde beschuldigin
gen geen steek blijken te houden, en met welk
recht zij in dit opzicht over ,,het bioscoopkwaad"
blijven spreken.
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
12 October j.1. ter vervulling van de vacature
J. J. ter Linden benoemd:
de heer O van der Wilden, directeur van de
Filmfabriek Polygoon N.V. te Haarlem, tot lid
van de Eerste Kamer der Commissie van Geschil
len, overeenkomstig artikel 3 van het Arbitrage-
Bondsreglement;
de heer A. Cahn, directeur van de N.V. Mono-
pole Film te Amsterdam, tot lid van de Commissie
Nieuwe Zaken overeenkomstig artikel 13 oud arti
kel 12 van het Gewijzigd Algemeen Bedrij f sregle-
ment.
De Buitengewone Ledenvergadering van de Be
drijfsafdeling Filmverhuurders d.d. 20 September
j.1. heeft in de vacature, ontstaan door de benoe
ming van de heer C. S. Roem tot lid van het
Hoofdbestuur, overeenkomstig het bepaalde in ar
tikel 25 van het Algemeen Bondsreglement, be
noemd tot lid van de Ledenraad de heer C. van der
Wilden, directeur van de Filmfabriek Polygoon
N.V. te Haarlem.