van dit formaat thans biedt en straks van de mogelijkheden, die het onbrandbare 35 mm. ma teriaal zal gaan bieden, geen gebruik mogen maken? Te meer daar zij zelf de zeer hoge kosten dragen. Wanneer de betrokken ondernemingen dit werk in de bezetting niet hebben voortgezet, zoals genoemde bladen constateren dan kan men haar dit niet kwalijk nemen. De situatie was overigens zo, dat nagenoeg alle apparaten in de bezetting gevorderd, gestolen of vernield zijn. Daardoor hebben zij inderdaad gedurende de eerste maanden na de bevrijding niet kunnen werken. Geleidelijk aan hebben al deze onder nemingen zich hersteld. Op het gebied van de zogenaamde niet-com- merciële filmvoorstellingen bleek na de bezetting dringend co-ordinatie nodig. Zij vormde een punt van studie in de Ministeriële Advies-Commissie en de besprekingen in deze Commissie hebben op verzoek van het hoofd van de Afdeling Film van dit Departement van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen geleid tot overleg tussen het Bestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en een aantal vertegenwoordigers van het culturele leven, die op filmcultureel gebied na de oorlog initia tieven hadden genomen, welke een nadere uit werking betekenden van de culturele filmarbeid, die zij voor de bezetting jarenlang hadden gepro pageerd. Anderzijds was er met vertegenwoordigers van het Nationaal Instituut overleg gaande, dat eei voortzetting betekende van zeer ruime gedachten wisseling op dit terrein geduren de de bezetting. Inmiddels gevoerde besprekin gen met oud-minister Prof. Dr. G. v. d. Leeuw, die zich voor de nieu we ontwikkeling zeer interesseer de, alsmede een rapport van de Culturele Advies-Commissie van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, waarin o.m. zitting hebben de he ren: A. van Domburg, Mr. R. F. Bordewijk, Jhr. W. H. J. B. Sand- berg en P. Schuitema, hebben toen geleid tot medewerking van de Bond aan de oprichting van het Instituut, zij het niet dan nadat in de boezem van de organisatie op dit punt vele misverstanden uit de weg moesten worden ge ruimd. De voorbereidingen hebben niet minder dan drie jaar in beslag genomen. Het is onjuist, dat de oprichting geschiedde onder auspiciën of mede onder auspiciën van de Nederlandsche Bioscoop- Bond. Oprichters zijn de volgende heren: Prof. Dr. G. van der Leeuw, D. van Staveren, A. van Dom burg, Prof. Dr. J. B. Knipping O.F.M., Dr. J. C. C: Rupp M. P. M. Vermin, Joh. Miedema, J. Nijland Jr. en J. Weening, de vijf eerstgenoemde vertegen woordigende onderscheidene richtingen van het culturele leven, welke zich interesseren voor de culturele aspecten van de film. De vier laatstge noemden vertegenwoordigen de Bond, waaronder mede te verstaan hen, die over de rechten der cul turele films beschikken. Het instituut had tot doel in de culturele behoefte van verenigingen te voor zien en met het oog op de rechtenkwestie een aanpassing te verkrijgen aan de gebruiken en de ordening, welke op dit terrein in Nederland bestonden. Het hoopte tevens zodanig te kunnen werken, dat het ook op het gebied van de be oefening van de filmaesthetiek en in het alge meen voor de bevordering van de belangstelling voor cultureel filmwerk nuttige bijdragen zou kunnen leveren. Dat het Instituut inderdaad in een behoefte Een rijk geornamenteerd dak wordt op de lijkbaar bevestigd, waarna hel stoffelijk overschot naar zijn laatste rustplaats wordt gedragen. Uil de film: ..DODENFEEST BIJ DE TORADJA'S^' van N. V. Multifilm Batavia.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 7