6
voorziet, blijkt uit het feit, dat het in de tien
weken van zijn bestaan niet minder dan 350
leveranties verzorgde, honderdtallen adviezen
verstrekte bij de samenstelling van programma's
en voorlichting gaf op filmgebied met betrekking
tot vertoning door verenigingen.
De leden van de Bond werkten in het algemeen
voor wat de beschikbaarstelling van culturele
films betreft op prijzenswaardige wijze mede.
De in het geding gebrachte boeteclausule van
het Instituut wordt, naar de leiding van het In
stituut ons heeft me.degedeeld, nergens toegepast,
doch in de hand gehouden, ten einde te kunnen
optreden tegen afnemers, die achteraf malafide
blijken te zijn.
Voor het eerste jaar van het bestaan van het
Instituut blijkt een algehele dispensatie van deze
bepaling te zijn verleend.
Van een monopoliepositie van de leden van de
Bond is dus geen sprake; integendeel, zij staan
op het standpunt, dat cultureel filmwerk voor het
cultureel verenigingswerk in de meest ruime zin
ter beschikking moet zijn. Ook met betrekking tot
de import bestaat er geen monopolie-positie.
Een geheel op zich zelf staande deviezencom-
missie verdeelt een contingent vreemde valuta
onder importeurs, die om welke reden dan ook
niet bij de Bond zijn aangesloten. Hoewel dit con*
tingent verhoudingsgewijs, d.w.z. met betrekking
tot de omzet en de belangrijkheid van het te im->
porteren filmwerk hoger is dan van de Bond,
heeft nochtans de Bond van de aanvang af een
loyale medewerking verleend aan de werkzaam-,
heden van deze Commissie en aan de tot stand-
koming van het betrokken contingent. Via dit
contingent wordt buiten de grote bedrijfsorgani
satie om jaarlijks een belangrijke hoeveelheid z.g.
smalfilmmateriaal, in dit geval dus in het alge
meen films voor niet-commerciële vertoning, ge
ïmporteerd. Maar hier ligt ook niet het probleem.
Het probleem ligt in de omstandigheid, dat gedu
rende de bezetting en onmiddellijk daarna een
groot aantal lieden heeft geprofiteerd van een
zekere hausse en vaak met materiaal waarover
men niet rechtens beschikte; de exploitatie hiervan
geschiedde met behulp van apparaten van zoge
naamde smalle films.
Dit is na de bevrijding geanimeerd door een
abnormale en o.i. geforceerde import van z.g.
smalfilmapparaten. De onfortuinlijken, die zich
door verkeerde voorlichting en gebrek aan vak
bekwaamheid en onder de bekoring van een tijde
lijke hausse, een of meer van zulke apparaten
hebben laten verkopen, zijn geleidelijk tot de
overtuiging moeten komen, dat hiervoor enerzijds
niet voldoende materiaal beschikbaar was, de ex
ploitatie op dit terrein de kosten niet loont, tenzij
minitieus georganiseerd, en anderzijds het terrein
in een land als het onze uiterst beperkt is. Zij
verkeren in dezelfde positie als van de goedge
lovige lieden, die zich voor de oorlog een brei-
machine hadden laten aanpraten zonder zich de
exploitatiemogelijkheden voldoende te realiseren.
Van achtergrond gesproken; het zou van be
lang zijn, indien eens nader werd bekeken, wie er
achter deze apparatenhandel zitten, welke bedra
gen daarmede verknoeid zijn en welke deviezen.
De leden van de Bond hebben dus ook wat
hun rechten betreft geen monopolie, maar wel de
plicht deze rechten ordentelijk uit te oefenen of
te doen uitoefenen en daarmede is ook het publiek
belang gediend, zoals meermalen erkend is.
Bestaat er dus op het gebied van de import
noch op het gebied van de uitoefening der rech
ten een monopolie, deze bestaat evenmin op het
gebied van het lidmaatschap.
Sedert de bevrijding schreef de Nederlandsche
Bioscoop-Bond niet minder dan 110 nieuwe leden
in zijn bedrijfsregisters in voor de vestiging van
167 nieuwe bioscopen, 1 filmfabriek, 2 productie
zaken en 5 verhuurkantoren.
Er is zelfs reden voor de vraag, of, gezien de
inmiddels door de Overheid gevoerde vermake-
lijkheidsbelastingpolitiek, die een groot aantal
dezer ondernemingen noodlijdend dreigt te ma
ken, op dit punt niet met een te ruime hand
gemeten is. (De commissies, die de vestiging
beoordelen, zijn autonoom en worden voorgezeten
door vooraanstaande figuren buiten het bedrijf).
Alvorens men van voorlichting dient en
daarbij de verantwoordelijkheid op zich neemt
toestanden als ongewenst te suggereren, die in
feite moreel en cultureel verantwoord zijn, om
niet te zeggen gewenst, moet men begin
nen door een grondige bestudering en het
inwinnen van de juiste informaties, zich van de
feiten en omstandigheden op de hoogte te stellen.
Aan hen, die deze kennis hebben, durven wij gaar
ne een oordeel te vragen. Wij durven hun te vra
gen, of de Nederlandsche Bioscoop-Bond op zijn