10 REGLEMENT TER ZAKE VAN DE FILMVERTONING Artikel 1. E. Het bepaalde sub A, B en C (echter met hand having van het verbod om per voorstelling meer dan één hoofdfilm te vertonen) geldt niet voor kindervoor stellingen, die slechts op enkele dagen van een ver- toningsweek worden gegeven en voor ochtendvoor stellingen, in hoedanige voorstellingen een andere hoofdfilm mag worden vertoond, mits die andere hoofdfilm: a. in Nederland reeds in première is vertoond vóór de 31ste Augustus, welke is voorafgegaan aan de vertoning van die hoofdfilm in de desbetreffende kinder- of ochtendvoorstelling; of b. in een gewone middag- en avondvoorstelling der bioscopen als regel niet vertoond wordt en tot onderwerp heeft kunst, wetenschap, nijverheid, landbouw of handel; zulks ter beoordeling van het Dagelijks Bestuur. in de a.s. zomer, op welk festival voor het eerst aan de film een plaats is ingeruimd. Het Hoofd bestuur kon tegenover het betrokken Ministerie, dat een open oog heeft voor onze belangen en welks Minister nog onlangs in de Kamer heeft verklaard, dat hij de situatie van de vermakelijk- heidsbelasting onhoudbaar acht en toegezegd heeft alles in het werk te zullen stellen om tot verzachting te komen, niet onwelwillend be jegenen. Ik meen wat dit betreft in het algemeen iets te mogen zeggen. Bij onze leden heeft te zeer de opvatting post gevat, dat de Overheid ons bedrijf onvriendelijk gezind is en maatregelen neemt welke te onzen opzichte zeer nadelig wer ken. Fiscaal genomen is dit zeer zeker juist; wij mogen hierbij echter niet uit het oog verliezen, dat ons in de loop der jaren tal van mogelijk heden en bevoegdheden zijn gegeven, die ons in ons gemeenschappelijk belang zeer te stade zijn gekomen. Bovendien blijkt bij tal van gelegen heden steeds opnieuw, dat op het terrein van het filmwezen de Overheid ten zeerste prijs stelt op de adviezen van de leiding onzer organisatie. Een verzoek aan de Minister van Economi sche Zaken tot opheffing van de maatregelen ter zake van de Prijsbeheersing is vooralsnog afge wezen. De inlichtingen die ons in verband hier mede echter zijn verstrekt wettigen het vertrou wen, dat een hernieuwd verzoek na enige maan den een beter onthaal zal vinden. Nieuwe moeilijkheden zijn voor ons bedrijf gerezen door de ontwikkeling van de BUMA- processen. Na een processtrijd, die reeds in 1933 is begonnen, is BUMA er eindelijk in geslaagd een aantal contracten te produceren van buiten landse componisten welke voor dit Bureau gun stig lagen, en de rechter er toe hebben gebracht tot in de hoogste instantie uit te spreken, dat wij voor de betrokken films betaling van muziek- auteursrechten verschuldigd zijn. Dit betekent, dat voor alle films, die in dezelfde contractsitua tie verkeren, eveneens betalingsplicht bestaat. Een en ander heeft het Hoofdbestuur aanleiding gegeven om nog voor de conclusie van de pro cureur-generaal van de Hoge Raad genomen kon zijn, met het Bestuur van BUMA in contact te treden, ten einde tot een voor het gehele bedrijf acceptabele regeling te geraken, waarbij wij uiteraard ons principe niet hebben willen prijs geven. De eisen van BUMA waren echter zo exorbitant, dat deze voor ons onaanvaardbaar waren. Wij hebben BUMA een behoorlijk te genaanbod gedaan en hopen, dat de ontwikke ling inmiddels dit Bureau niet, evenals 16 jaar geleden, in stede van aan een voor beide par tijen bevredigende oplossing mede te werken, er andermaal toe aanzet langs de onsympathieke weg van rechtsgedingen zich datgene te ver schaffen wat het zich aan inkomsten had voor gesteld. Het Hoofdbestuur is ook dit uiterst gecompli ceerde vraagstuk niet uit de weg gegaan; het kan U verzekeren, dat het geen pogingen ach terwege zal laten om de gevolgen van de jongste rechterlijke uitspraak zo veel mogelijk voor het bedrijf te beperken. En uitgebreid aantal maat regelen is hiervoor noodzakelijk. Wij zullen binnenkort tot bepaalde heffingen moeten overgaan, ten einde in die gevallen waar in wij betalingsplichtig zijn geen risico's te lopen. Wij kunnen U voorts de verzekering geven, dat in de gevallen, waarin de buitenlandse con tracten niet in orde blijken te zijn, de betrokken producenten in de kosten zullen hebben bij te dragen. Dit hebben wij onvoorwaardelijk als eis gesteld. Andere moeilijkheden zullen wij straks hebben te overwinnen, ten gevolge van het binnenkort bij de Kamer in te dienen ontwerp-wijziging Bio scoopwet. Dit ontwerp bevat bepalingen die nieu we beperkingen voor ons bedrijf inhouden. Voorts is er de tot standkoming van de Be nelux. Wij zullen hebben na te gaan of en zo ja welke mogelijke voor- of nadelen de nieuwe regeling met onze Zuiderburen voor ons bedrijf oplevert. Tot nu toe waren het alleen nadelen, als gevolg van de verhoogde invoerrechten op filmmateriaal ter bescherming van de betrokken Belgische industrie. Ten slotte is daar het ontwerp publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie, dat op de duur onge twijfeld ook voor onze vereniging consequenties met zich zal brengen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 12