OVERPEINZING 17 BI] DE Op initiatief van het Commissariaat-Generaal ter Bevordering van de Arbeid en in samenwer king met alle beroepsgroeperingen op filmgebied, werd te Brussel op 5 April j.1. de Eerste Nationale Tentoonstelling van de Arbeid in de Filmindustrie geopend -door de heer Troclet, Minister van Ar beid en Sociale Verzorging, in aanwezigheid van tal van vertegenwoordigers van Overheid en be drijfsleven. Gedurende drie weken heeft deze tentoonstel ling de grootste en meest onverwachte belangstel ling van het publiek genoten; er werd een record aantal bezoekers geboekt. De expositie werd besloten met een academische zitting, geleid door de heer K, Huysmans, Minister van Openbaar Onderwijs en van Schone Kunsten, waarbij wederom vele autoriteiten en vooraanstaan de figuren uit het bedrijfsleven aanwezig waren, In enige referaten werden de mogelijkheden en moei lijkheden van het Belgische filmbedrijf behandeld. Men ging hierbij uitvoerig in op de vraag waarom er geen Belgische filmproductie van betekenis be staat, hoewel de Belgische documentaristen de be wijzen hebben geleverd, dat zij hun taak verstaan. Men kwam tot de slotsom, dat hiervoor drie oor zaken zijn aan te wijzen: de voorbereiding en tech nische middelen zijn onvoldoende; de industriëlen zijn wantrouwig en willen zich niet laten meeslepen in een financiële organisatie, zonder welke een filmindustrie evenwel niet kan bestaan; het Belgi sche filmwezen lijdt aan een gemis van coördinatie. Men concludeerde, dat in de technische middelen en de financiën op eenvoudige wijze zou kunnen worden voorzien door de medewerking van de re gering. Niet door de filmindustrie te beheren om sterk te blijven moet het filmbedrijf vrij blij ven maar wèl door de belastingen te verminde ren, opdat Belgische en buitenlandse producenten in België arbeidsvoorwaarden zouden vinden die beter zijn dan elders. De Britten gaan wel naar Frankrijk en Italië films draaien; zij zouden naar België kunnen als België goedkoper was. Indien de productie eenmaal op gang zou worden ge bracht, zou het niet lang duren of er zou een eigen Belgische productie ontstaan, want België telt meer dan 1250 bioscoopzalen, die jaarlijks door 125 millioen toeschouwers worden bezocht. Uit dit bericht valt te constateren, dat ei in Bel gië bij de Overheid een groeiend besef is van de betekenis en de waarde van de filmproductie, niet alleen als cultuurfactor, maar ook als object van nationale nijverheid. Wij kunnen ons hierover slechts verheugen, maar vragen ons onwillekeurig af: Wat zijn de kansen van onze Nederlandse filmindustrie en welke belangstelling toont onze Nederlandse Overheid? Twee van de drie bovengenoemde oorzaken voor het ontbreken van een nationale filmindustrie kan men in Nederland niet naar voren brengen. Dank zij de initiatieven van het bedrijfsleven beschikt Nederland over behoorlijk geoutilleerde grote en kleine studio's en up-to-date filmlaboratoria, die in geen enkel opzicht voor die in het buitenland behoeven onder te doen. Organisatie en coördi natie op het gebied van het filmwezen in Neder land, dwingen de bewondering en het respect af van buitenlandse filmkringen. Wat echter de derde voorwaarde betreft. Indien onze Belgische buren (die voor hun filmvoorstel lingen gedurende de afgelopen jaren heel wat min der vermakelijkheidsbclasting hebben betaald en met ingang van 1 Januari j.1. wederom een aan zienlijke verlichting van deze verkapte bedrij f s- belasting hebben verkregen) een gezonde finan ciële basis voor een nationale filmproductie ten gevolge van een te hoge belasting niet aanwezig achten,. en onzes inziens terecht hoeveel ongunstiger moeten de vooruitzichten voor de Ne derlandse filmvervaardiging dan wel .niet zijn. Want, anders dan bij onze Benelux-partner, werd de fiscale toeslag op de kostprijs van het Neder landse filmproduct met 75 °/c verhoogd in plaats van verlaagd. KOOLSPITSEN Zoals reeds per circulaire aan de leden is me degedeeld, is het tot dusverre gevolgde systeem bij de distributie van koolspitsen zodanig vereen voudigd, dat van 1 April j.1. af, geen gebruik meer wordt gemaakt van koolspitsenbonnen. De aandacht zij er echter nogmaals op gevestigd, dat hierdoor geen wijziging is gekomen in de voor iedere bioscoop vastgestelde koolspitsentoewijzing, aangezien er vooralsnog van een verruiming van de invoer van dit artikel geen sprake is. Het is om deze reden, dat het de leveranciers voorlopig nog niet mogelijk is meer dan de tot dusverre toegewezen hoeveelheden koolspitsen aan iedere bioscoop afzonderlijk te leveren. Zou dit wel gebeuren, dan ontstaan er na verloop van tijd onherroepelijk tekorten, welke tot gevolg zouden hebben, dat het afgeschafte bonnensysteem op nieuw in het leven zal moeten worden geroepen. BENELUX

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 19