23 veel te vaag is en niet vaststaat, waar de te vernietigen stukken zich bevinden, waardoor de beslissing van de Commissie van Geschillen min of meer een slag in de lucht is en over dit punt weer een geschil zou kunnen ontstaan; dat, al heeft de Nederlandsche Bioscoop-Bond een eigen lekenrechtspraak, toch de uitrpraken van arbiters gebaseerd blijven op de Auteurswet; dat voorts de leden van de Bond weliswaar hun geschillen voor de Bondsar bitrage moeten brengen, maar dat een beslag geen geschil is; dat de leden dan ook zonder in overtreding van de statuten te zijn bij de rechter beslag kunnen vorderen; dat de rechter het beslag zal ïeggen, maar in het geschil niet zal beslissen en daarvoor naar de Arbitrage zal verwijzen; dat de heer B. D. Ochse namens geïntimeerde in hoofd zaak heeft verklard, dat geïntimeerde tegen de voornaamste grief van appellante tegen de beslissing van de Commissie van Geschillen geen bezwaar heeft; dat het er geïntimeerde om ging snel een eind te krijgen aan de inbreuk op haar auteursrechten en de schadevergoeding zelf voor haar altijd bijzaak is; dat geïntimeerde het bedrag van hetwelk appellante in haar beroepschrift aanbood als schadever goeding te betalen, meteen besloot te accepteren; dat deze onmiddellijke acceptatie van de kant van geïntimeerde mede werd te weeg gebracht door de omstandigheid, dat zij de motivering van de berekening van de schade door de Commissie van Geschillen niet gelukkig achtte; dat het zijns inziens juist is, dat deze wijze van schadeberekening vervangen wordt door een andere; dat ten aanzien van appellante's tweede grief naar voren zij gebracht, dat geïntimeerde in deze op de Arbitrage vertrouwt en het volkomen juist acht, dat zij uitlevering ter vernietiging heeft geëist van het voorwerp, waarmede de overtreding is gepleegd; dat de leden van de Bond bij de Bondsar bitrage terecht moeten en zich niet tot de rechter kunnen wenden; dat het aantal uit te leveren copieën vaststaat en hierover geen verschil van mening kan ontstaan; dat hij het beroep van Mr. de Gavere op de Auteurswet vol komen misplaatst acht; dat Mr. de Gavere voorts op een suggestie van de voor zitter of appellante, gezien de houding van geïntimeerde met betrekking tot het door appellante aangeboden bedrag, niet ten opzichte van de tegenpartij tegemoetkomend zou kunnen zijn wat betreft het afgeven ter vernietiging van alle copieën enz. der onderwerpelijke opnamen aan geïn timeerde, heeft gezegd, dat als de Raad dit als een prettige geste zou willen beschouwen van appellante tegen over geïntimeerde, hij dit gaarne zou willen doen; dat de heer Ochse tenslotte nog heeft verklaard dat wanneer Polygoon besloten heeft genoegen te nemen met het door appellante genoemde bedrag, zij hiermede niet wil zeggen, dat zij de door haar geleden schade op dat bedrag taxeert of daarmede voldoende vergoed acht; dat echter voor de N.V. Polygoon de schadevergoeding geen hoofdzaak is, doch de schending van haar auteursrechten; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het Arbitrage-Bondsreglement alle geschillen tussen de leden onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bonds arbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrage-Reglement; dat dus de Raad van Beroep bevoegd is van het onder havig geschil in hoger beroep kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college in tweede en hoog ste instantie; dat appellante overeenkomstig het daaromtrent in het Arbitrage-Bondsregelement bepaalde tijdig in beroep is gekomen; dat appellantes eerste grief tegen het vonnis van de Commissie van Geschillen betrof de wijze, waarop de schadevergoeding berekend was, doch niet, het verschul digd zijn van een zekere schadevergoeding; dat nu geïntimeerde het door appellante als schadever goeding aangeboden bedrag van heeft geaccepteerd, er voor de Raad, die het door partijen naar voren gebrachte bezwaar tegen de wijze van berekening van de schade door de Commissie van Geschillen kan delen, omdat vcoi* de berekening van een schadevergoeding voor geïntimeerde de door haarzelf geleden schade uitgangspunt zal moeten zijn, geen aanleiding is om zijnerzijds in een beoordeling van de schadekwestie te treden; dat de Raad derhalve de schadevergoedingsvordering van geïntimeerde voor het door appellante aangeboden bedrag van wil toewijzen, doch in deze veroorde ling geenszins besloten ligt, dat voor de Raad voor geïnti meerde een schade tot een bedrag van is komen vast te staan, aangezien de Raad, gezien de wederzijdse erkenning door partijen van het bedrag van de schadever goeding, dit punt in het midden kon laten; dat voorts appellante zich bereid heeft verklaard niet bij haar tweede grief tegen het vonnis van Commissie van Geschillen, betreffende de veroordeling tot afgifte ter vernietiging van de copieën enz., zulks overeenkomstig de oorspronkelijke eis van geïntimeerde, te persisteren en van haar bezwaren op dit punt bij wijze van prettige geste van haar tegenover geïntimeerde wilde afstappen, waar door de Raad deze grief als niet ingediend kan beschou wen; dat derhalve op vorengenoemde gronden het vonnis van de Commissie van Geschillen behoort te worden vernietigd, voorzover het betreft de veroordeling tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van 6.500,en opnieuw rechtdoende appellante moet worden veroordeeld tot be taling van een bedrag van en tevens tot betaling van de totale arbitragekosten; OPNIEUW RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID; VERNIETIGT: het vonnis van de Commissie van Ge schillen waarvan beroep; VERBIEDT: appellante de opnamen uit haar journaal, dat op 27 Augustus' 1948 is verschenen, waarvan de auteursrechten bij geïntimeerde berusten, te vertonen of te doen of laten vertonen, zulks op straffe van een dwang som van 1000,voor iedere vertoning die na de laatste middagvoorstelling op Maandag 30 Augustus 1948 mocht plaats vinden; VEROORDEELT appellante om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan geïntimeerde te betalen als schadever goeding een bedrag van f VEROORDEELT appellante tot afgifte ter vernieti ging aan geïntimeerde van alle uitgebrachte copieën, blue prints en/of duplicaat-negatieven der onderwerpelijke op namen voorzover deze zich in Nederland bevinden, van welke vernietiging een behoorlijk bewijsstuk moet worden opgemaakt, waarvan een gewaarmerkt afschrift gedepo neerd moet worden bij de Secretaris van de Raad van Beroep, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; VEROORDEELT appellante tot betaling van de ge- schilkosten, bedragende 175.(honderd vijf en zeventig gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 11 April 1949. O In zake: MEVROUW L. MEYER-SCHIMMERLING, Weduwe van Leo Meyer, wonende te Amsterdam, domicilie gekozen hebbende ten kantore van Mr. L. Glaser, Keizersgracht 782, aldaar, appellante oorspronkelijk gedaagde, en N.V. LOET C. BARNSTIJN'S FILMPRODUCTIE, gevestigd te 's-Gravenhage, geïntimeerde, oorspronkelijk eiseres.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 25