van de tekenfilm was minder goed, dan die van
de films, welke men gemeenlijk op het bioscoop
doek te zien krijgt. Dit kan echter technisch wor
den verbeterd door bij de televisie-uitzendingen
films met een speciaal zacht beeld te gebruiken.
Na de pauze werd het optreden van het Haagse
amateurcabaretgezefschap ,,De Vuurpijl" ver
toond, waarin onderwerpen voorkwamen, die
naar de mening der Commissieleden zich bij uit
stek leenden voor televisering en ook grote po
pulariteit zouden kunnen verkrijgen, zodra de
televisie-ontvangst in ons land algemeen zal zijn
geworden.
Vóór de uitzending begon had de heer Leeuwin
onder de aandacht gebracht, dat hier een tele
visie-ontvangst gedemonstreerd werd met het
zogenaamde Schmidt-optiek, dat een zacht beeld
geeft en niet vermoeiend is voor de ogen. Die
optiek kan, volgens genoemde heer, wedijveren
met het Amerikaanse systeem en heeft het voor
deel dat het scherm niet bol is, doch vlak, zodat
voor de toeschouwer minder vertekening ont
staat, wanneer hij het televiebeeld onder een
hoek waarneemt.
Over het programma was het oordeel van de
Commissieleden uiteenlopend. Sommigen waren
van mening, dat bepaalde programma-onderdelen
zich buitengewoon voor televisering lenen en
doen heten bij de televisie-demonstratie. Het pro
gramma bestond uit een toespraak van de heer
Napoleon en Venus, de dramatis personae uit Hornecher's film:
..NAPOLEON CONTRA VENUS".
die tijdens net Holland Eestival in première zal gaan
S. W. Numann, directeur van het Propaganda-
bureau van Philips, die de hervertoning van een
zeker de belangstelling zullen weten te wekken
van de huiskamerkijkers, anderen daarentegen
vonden het geboden programma op zichzelf vrij
primitief en achtten het uitgesloten, dat deze
uitzendingen blijvend de belangstelling zouden
vermogen te boeien. Toegegeven moet worden,
dat het optreden van populaire cabaret- en va
riété artisten, zowel als van voordrachtkunste
naars, etc. bijzonder geschikt is voor uitzending
via de televisie, en dat zulke uitzendingen, even
als dit thans reeds het geval is met populaire
radio-avonden, een terugslag zouden kunnen ge
ven op het bioscoop-bezoek. Naar de opvatting
van meer sceptisch gestemde leden zou echter
een uitzending van een televisie-radioprogramma
over het gehele land slechts een of tweemaal
kunnen geschieden. Men bereikt immers met radio
en televisie in een of twee keer bijna het gehele
land. Het gevolg hiervan zou zijn, dat noch
schouwburgen, noch theaters interesse zouden
hebben voor het reeds geteleviseerde program
ma. Dit zou dus betekenen, dat de artisten als
gevolg van de televisie-uitzending hun emplooi
in schouwburgen en theaters zouden verliezen,
waartegenover de televisie-uitzendvereniging
slechts een beperkt honorarium voor een- of
tweemaal optreden zou kunnen stellen, zodat
verwacht moet worden, dat op de duur de artisten
weinig neiging tot medewerking zouden tonen.
Nu deze televisie-reünie achter de rug is, kan
wel geconstateerd worden, dat het nog verschei
dene jaren zal duren alvorens de televisie in ons
land gemeengoed is geworden.
Daarbij dient rekening te wor
den gehouden met het feit, dat
zowel de televisie als de film
nog lang niet toe zijn aan het
einde van haar ontwikkeling.
De ervaring heeft ons geleerd,
dat het gevaarlijk is om zich
voor wat deze ontwikkeling
van dergelijke media en haar
gevolgen betreft aan voor
spellingen te wagen. Het is
dan ook de taak van de
Bonds-Televisiecommissie om
de ontwikkeling van het
nieuwste medium op de voet
te volgen en het Hoofdbestuur
van advies te dienen met be
trekking tot de maatregelen,
welke het film- en bioscoop
bedrijf in de toekomst zullen
hebben te treffen, teneinde
niet door de vooruitgang
der techniek overrompeld te
worden.