gewijd. Dit onderwerp heeft zich blijkbaar aan de commissie in iedere sector van haar onderzoek opgedrongen, zelfs zo, dat het gehele rapport er als het ware van doortrokken is. Zij zegt zelf letterlijk in een van haar 24 aanbevelingen: „Ons gehele onderzoek door heeft de druk van de veronakelijkheidsbelastMig op het filmbedrijf, zoals zij tegen het huidige percentage (36%) en in de huidige vorm wordt geheven, zich aan onze aandacht opgedrongen. Ofschoon wij geen enkele maatregel onderschrijven, waarbij een deel van de opbrengst dezer belasting zou wor- den gebruikt voor een rechtstreekse subsidiëring aan de filmproductie, zijn wij van oordeel, dat het aandeel van de totale ontvangsten van het bedrijf Idat door de fiscus in deze vorm wordt genomen zo hoog is, dat het een ernstige belem mering vormt voor de Britse filmproductie"* Uitvoerig gaat de commissie in haar rapport in op de verschillende doeleinden van de verma kelijkheidsbeiasting, welke zij stuk voor stuk on der de loupe neemt en vervolgt: „Indien de vestiging van een Britse filmpro ductie op een selfsupporting basis het doel is van het regeringsbeleid, dan schijnen ons de bedragen welke 'als vermakelijkheidsbeiasting op de bio scoopkaartjes worden geheven in het algemeen zeer buitensporig. Naar onze mening kan er geen twijfel bestaan dat het saldo van de ontvangsten, dat voor het bedrijf overblijft na aftrek van redelijke vertonings- en verhuurkosten, onvol doende is om zelfs maar de redelijke productie kosten goed te maken van de voorziening met speel- en, bij films, die noodzakelijk is om de bio scopen in bedrijf te houden". 1 Iet nijprogramma Zeer veel aandacht wordt door de commissie besteed aan het bijprogramma, maar zij laat voor de productie van korte films weinig hoop. Zij wijst er op, dat er voor de bioscoopexploitant te weinig speling is om een verhoging van de filmhuur te bestrijden en dat trouwens zulks in de regel ten koste zal gaan van de leverancier van de hoofd film. Zij ziet de bij film als middel tot ondersteu ning van het gehele programma, zodat een voor het publiek zeer attractieve film geen steun van een bijfilm behoeft, wat wel met een zwakkere speelfilm het geval is. Zij wijst er verder op, dat de productie van korte films met het opzettelijke doel deze in de bioscopen te vertonen gedurende de afgelopen jaren bijna geheel is gestaakt. In de oorlog was er grote behoefte aan instructie- en propagandafilms, die rechtstreeks uit de schatkist werden betaald. Deze vraag hield op te bestaan bij het beëindigen van de oorlog en vele econo misch zwakke ondernemingen staakten haar werk zaamheden of bevonden zich in financiële moei- ,,Er is oen algemene overeenstemming onder de 1 psychologen, dat de bioscoop zelden, indien ooit, de aanleiding is tot jeugdmisdrijven". 1 (Magistrates' Association:| Memorandum aan de Home Office Committee on Children and the Cinema. London. October 1948. punt 1) lijkheden. De commissie acht het waarschijnlijk, dat de productie van documentaire en gespecia liseerde films in hoofdzaak zal blijven bestaan van opdrachten van de regering, met name van de Regeringsvoorlichtingsdienst, of van grote han delslichamen enz. Deze films zullen voornamelijk bestemd zijn voor de vertoning aan een speciaal publiek. Een voorstel tot vaststelling van een minimum filmhuurpercentage voor de vertoning van korte films, wordt door de commissie op goede gron den afgewezen en zij besluit de behandeling van dit onderwerp met er op te wijzen: „dat het ver mogen van een bioscoop-exploitant tot het betalen van welke filmhuur dan ook wordt beperkt door de geneigdheid var het publiek om die film te gaan zien. Iedere willekeurige herverdeling van film- huurontvangsten, met het doel om voor enig deel van het filmprogramma meer te betalen dan het door de kassa wordt gewaardeerd, kan slechts tot resultaat hebben dat de andere films minder ont vangen, dan waar zij recht op hebben". In haar veertiende aanbeveling zegt de Com missie er van overtuigd te zijn, dat het bijpro gramma mèt alle andere takken van het film bedrijf zal profiteren van iedere eventuele ver hoging van de recettes der bioscopen. De ontvangsten van de iilm productie De commissie zet zeer scherp uiteen, dat de enige juiste wijze om aan de producenten grotere inkomsten te verschaffen is door een algemene verlichting van vermakelijkheidsbeiasting, die alle bedrijfstakken ten voordeel strekt, Aan de hand van haar bevindingen verzet zij zich tegen de suggestie van de British Film Prow ducers Association, dat de staat een deel van de door vermakelijkheidsbeiasting verworven gelden als een rechtstreekse subsidie aan de filmproduc tie zal verstrekken. Het zou van belang zijn, dat de interdeparte mentale commissie, welke onlangs is ingesteld ter bestudering van de filmproductiemoeilijkhe- den in ons land, van dit document kennis nam. Haar kan dan veel onnodige arbeid bespaard blijven. Opmerkelijk is ook, dat de opvatting van B^"^^»««iiiiiiininiititiiiiiiiiiiititi itiiiitiiitJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii>iiiiiniiiiimiiiiiiiiiiiiiinmiiiiniimiiiiimmiimnimimntiiitin f*~ liNrilMIlllllllllllllllllllNINIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllH

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 7