33
toond is, alsmede over de zevende dag, gedurende welke
vertoning achterwege is gebleven, met dien verstande, dat als
recette der zevende dag zal worden aangenomen het gemid
delde der drie daaraan voorafgaande dagen;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten
en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Neder
landsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de
Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn
onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in
dat arbitrage-reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen' en daarin uitspraak té
doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederland
sche Bioscoop-Bond;
dat het verweer van gedaagde slechts op een ondeugdelijke
grond steunt, aangezien de nadere overeenkomst tussen par
tijen als gevolg van de daarin opgenomen ontbindende voor
waarde betreffende de goedkeuring van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond, niet van kracht is geworden;
dat de vordering van eiseres steunt op het tussen partijen
bestaande contract en derhalve behoort te worden toege
wezen;
dat de recettes van gedaagde gedurende de vierde, vijfde
en zesde dag van de tweede vertoningsweek hebben bedra
gen resp. en tezamen zodat als
recette van de zevende dag moet worden aangenomen het
derde deel van het laatste bedrag ofwel zodat als
recette over de gehele tweede week moet worden aangeno
men
dat op dit bedrag van in mindering komt
aan vermakelijkheidsbelasting en aan omzetbelasting,
zodat de netto recette bedragen heeft
dat van dit laatste bedrag contractueel 30% filmhuur ofwel
verschuldigd is;
dat gedaagde derhalve moet worden veroordeeld om tegen
behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen f
alsmede in de geschilkosten, welke door de Commissie met
het oog op de omvang van het geschil bepaald zijn op
75.-;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID;
VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs
van kwijting aan eiseres te betalen
VEROORDEELT gedaagde in de geschilkosten, bedragen
de ƒ75.—.
Aldus gewezen te Amsterdam op 27 Dec. 1949.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de volgende arbitrale
vonnissen gewezen:
Inzake:
N.V. WARNER BROS., gevestigd te Amsterdam aan de
Keizersgracht 778 aldaar, eiseres, en
de heer B. BRANBERGEN, onder de naam Okaphone
Filmonderneming, exploiterende een reizende bioscoop, als
mede een permanente bioscoop te Leens en te Zoutkamp,
wonende te Groningen aan de Oude Ebbingestraat 60, aldaar,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond, benoemd en aangewezen
als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van ge
schillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 20 October 1949 een geschil
contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welke stukken
afschriften aan dit vonnis zijn gehecht en die worden be
schouwd als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op Woensdag 7 December 1949 op het
Bondsbureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen is de heer L. Levie, gemachtigde van
eiseres;
dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen, hem
ingestelde vordering heeft tegengesproken, doch dat hij de
Commissie schriftelijk bericht van verhindering heeft doen
toekomen en haar heeft verzocht het gevorderde bedrag in
termijnen te mogen voldoen;
dat de heer L. Levie, namens eiseres in hoofdzaak heeft
verklaard accoord te gaan met de betaling van het gevorder
de bedrag ad in termijnen;
dat de Voorzitter der Commissie heeft voorgesteld voor de
eerste afbetaling een bedrag van vast te stellen en
vervolgens een bedrag van per week, totdat de gehele
vordering van eiseres, alsmede de geschilkosten zullen zijn
voldaan;
dat de heer L. Levie, namens eiseres, zich hiermede accoord
heeft verklaard;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten
en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van
de Bond onderling, met uitsluiting van de burgerlijke rechter,
zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld
in dat arbitrage-reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroeo van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Com
missie heeft gebracht, doch door vorenbedoeld verzoek om
hem termijnbetaling toe te staan, de vordering heeft erkend
en deze ook overigens, mede op grond van de overgelegde
stukken, aan de Commissie niet onbillijk of onredelijk voor
komt;
dat gedaagde derhalve moet worden veroordeeld tot beta
ling van het gevorderde bedrag ad overeenkomstig
de door eiseres toegestane regeling, alsmede in de geschil
kosten bedragende 50.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen het
gevorderde bedrag ad alsmede in de geschilkosten
bedragende ƒ50.zijnde in totaal
VERSTAAT dat dit bedrag zal worden betaald in één
termijn van en tien termijnen van vervallende
respectievelijk op 28 December 1949, 4, 11, 18, 25 Januari,
1, 8, 15, 22 Februari, 1 en 8 Maart 1950 (met dien ver
stande, dat de eerste termijn ad moet worden betaald
aan het Secretariaat van de Commissie van Geschillen voor
arbitragekosten; daarna zal allereerst de termijn van
vervallen)
VERSTAAT voorts dat indien gedaagde met de betaling
van enige termijn op de verval dag in gebreke zou blijven,
zonder verdere aanmaning de straf van boycot overeenkom
stig het bepaalde in artikel 18B van het Arbitrage-Bonds
reglement te zijnen name zal worden uitgevaardigd.
Aldus gewezen te Amsterdam op 7 December 1949.