D
O
jeugdige personen, voorzover deze filmvoorstel
lingen bezoeken, welke niet voor alle leeftijden
toegankelijk zijn, een verbod van het bezoeken
van bioscopen door jeugdige personen na een be
paald uur 's avonds, enz. Deze voorbeelden, uit
de Toelichting geciteerd, kunnen met tal van
andere worden aangevuld, b.v. de scheiding van
personen van beiderlei kunne, een sluitingsuur
voor bioscopen, een legitimatie welke ook oudere
personen betreft, enz.
Hier wordt dan wel aan toegevoegd, dat de
toepassing van een dergelijk vergunningsstelsel
uiteraard niet zó ver mag gaan, dat de gemeenten
in het geheel geen films ter vertoning in het open
baar toelaten, dan wel dat zij te bezwarende voor
waarden stellen, en dat het toezicht van de Kroon
de nodige waarborgen schept. Wij vragen ons
echter af wat de Kroon zal gaan verstaan onder
te bezwarende voorschriften. Is het bijvoorbeeld
niet een te bezwarend voorschrift, indien de
mogelijkheid tot het geven van filmvoorstellingen
zodanig wordt beperkt, dat de economische
levensvatbaarheid van een bioscoopexploitatie
twijfelachtig is?
De tweede alinea van dit artikel maakt de na
keuring mogelijk, vroeger gebaseerd op artikel 4.
Er zijn echter aanzienlijke verschillen. In de eer
ste plaats wordt de fundamentele betekenis van
artikel 4 verloochend. Hiermede is immers een
element in de wet gebracht, dat de staatscommissie
noch de regering destijds hebben gewild, aange
zien zij het toezicht uitsluitend als rijkszaak wens
ten te zien. Bij wijze van tegemoetkoming aan
de bezwaren van de protestants-christelijke groe
pen in de Kamer, die de autonomie der gemeente
op het stuk van bemoeienis met de film en bio
scoop niet door een rijksinstantie wilden zien aan
getast, heeft de gemeentelijke nakeuring ten slotte
een wettelijke basis gekregen in artikel 4. Het is
echter merkwaardig, dat de protestants-christe
lijke vertegenwoordigingen in de gemeenten nage
noeg nimmer van de mogelijkheden, welke artikel
4 hun bood, gebruik hebben gemaakt. De katho
lieke gemeenten daarentegen voornamelijk in
Brabant en Limburg pasten het geleidelijk toe,
niet zozeer uit motieven van gemeentelijke auto
nomie als wel om confessionele redenen. De be
trokken gemeenten verenigden zich hiertoe en de
respectievelijke colleges van Burgemeester en
„Het is evenwel niet te verwonderen, dat men ont-
dekt dat aan film en radio vrijwel algemeen heel wat
jeugdmisdrijven worden verweten. De ouder, die een
schuldgevoel heeft met betrekking tot zijn eigen rol 1
in het gezin en zijn eigen sociale verantwoordelijkheid,
is soms maar al te blij een zondebok te vinden in de
film of in de radio. De jongeling, die op heterdaad
1 wordt betrapt bij een misdrijf, zal maar al te graag
zeggen: ,,lk heb het in de film gezien", of ,,lk heb
van „Gangbusters" (een in de Verenigde Staten zeer
populaire radiorubriek over misdaden en misdadigers)
geleerd hoe ik hét kon doen Ik persoonlijk ge- f
loof, dat ipso facto een senator van Nebraska niet
méér verantwoordelijk zou kunnen worden gesteld
voor de fluctuaties in de jaarlijkse regenval, dan film
of radio voor kleine wijzigingen in het criminaliteits- 1
cijfer. De neiging van het Amerikaanse volk, of van
welk volk dan ook, om de schuld te geven aan elk 1
geschikt en kwetsbaar slachtoffer kan tot zeer ver- 1
bijsterende gevolgen leiden in onze interpretatie van
maatschappelijke processen.
een zekere hoeveelheid jeugdmisdrijf niet
alles, maar een belangrijk deel er van is een symp-
toom van een zieke maatschappelijke orde. Slechts 1
radio, slechte films en slecht gedrag van delinquenten
en misdadigers wijzen ieder op daaraan ten grondslag
liggende gebreken in onze samenleving. Ons pro- 1
bleem is niet enkel en alleen een vraagstuk film en
radio op zichzelf, maar meer fundamenteel een vraag-
stuk van het gezin, van de school, van economie, van
de gehele cultuur
de intelligente ouder kan meer verantwoorde- 1
Iijkheid op zich nemen door zijn kind te helpen een
critische appreciatie van films en radioprogramma's te
ontwikkelen Wat natuurlijk noodzakelijk is, is niet 1
een autoritaire classificatie van films en radioprogram-
ma's als goed of slecht, maar de ontwikkeling onder
kinderen van hun eigen vermogens tot waardering." 1
(H a r o I d E. J o n e s, psycholoog, directeur
van het Institute of Child Welfare, Univer-
siteit van Californië: National Probation and 1
Parole Association. Redirecting the delin-
quent. 1947 yearbook, N.Y. 1948).
Wethouders delegeerden de hun bij raadsveror-
dening tot nakeuring gegeven bevoegdheid aan
het centraal keuringsorgaan der vereniging.
Deze situatie, die dus veeleer confessionele be
tekenis heeft in stede van gemeentelijke autono
me, wordt in artikel 15 gesanctionneerd. Met dien
verstande echter, dat de nakeuring het coupure-
recht wordt verleend en dat zij de leeftijdsgrenzen
kan uitbreiden.
Door artikel 4 was de vrijwilligheid van de
onder-toezicht-stelling voor de nakeuring van in
stellingen en verenigingen als bedoeld in artikel
20 illusoir gemaakt. In de nieuwe wet is dit even
eens het geval, nochtans hebben deze verenigin
gen een plaatsje gekregen in artikel 15.
De wetgever erkent thans centrale nakeurings-
MIUII!inlllllllllllllllllll!lllll!!llll!lllll!lllll!lllll!IIIIHII!lllllllllllllllllllllll!IIMIIIIIIIII!lllllllllll!lllllllllll!llllllllllllllllllllll!l!lllll
JllllllllllllllllllimIIIMIMIIIIIIIIIllllllllllllllllllllllllll!llinillllllllllllllllll!IIIIMMIIIIIIIIMIIflllll[_