33
in mindering te brengen, en dat haar deze vordering mits
dien moet worden ontzegd;
dat gedaagden niet gerechtigd zijn op de bruto ontvang
sten, verkregen uit de exploitatie der onderhavige films de
kosten van door gedaagden verzorgd bijwerk in mindering
te brengen, daar zulks in strijd is met de voor geen twee
erlei uitleg vatbare bepalingen van artikel 3 der licentie
contracten, althans dat gedaagden daartoe eerst de toestem
ming van eiseres hadden moeten verkrijgen, hetgeen niet
gebeurd is;
dat echter gebleken is, dat in sommige gevallen de bio
scoopondernemers, aan wie gedaagden de onderhavige films
hebben geleverd, zich genoodzaakt hebben gezien ter com
pletering van hun programma bij andere filmverhuurders
bijwerk te huren en de kosten van dit bijwerk blijkens hun
recettestaten in mindering hebben gebracht op de door ge
daagden bedongen filmhuur.
dat in deze gevallen de bruto-ontvangsten uit de exploita
tie der onderhavige films voor gedaagden zijn verminderd
met de door de bioscoopondernemers voor bijwerk afgetrok
ken bedragen en dat gedaagden niet gehouden zijn aan
eiseres een deel der door de bioscoopondernemers afgetrok
ken bedragen uit te keren, zijnde gedaagden ingevolge artikel
3 der licentie-contracten slechts verplicht de werkelijk ont
vangen opbrengsten met eiseres af te rekenen;
dat derhalve eiseresses vordering tot betaling van de door
gedaagden voor bijwerk afgetrokken bedragen ten dele
gegrond moet worden geacht en gedaagden moeten worden
veroordeeld aan eiseres te betalen des dat de een beta
lende de ander zal zijn bevrijd de bedragen, die zij voor
levering van bijwerk bij de onderhavige films op de afre
keningen in mindering hebben gebracht, behoudens voor wat
betreft de door bioscoopondernemers zelve op de afreken
staten afgetrokken bedragen voor bijwerk dat zij ter aan
vulling van de onderhavige films van andere filmverhuurders
hebben betrokken.
dat, aangezien slechts een deel van eiseresses vorderingen
wordt toegewezen, de geschilkosten, die bepaald zijn op
50.door beide partijen ieder voor de helft moeten
worden gedragen;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
ONTZEGT aan eiseres haar vordering om te verklaren,
dat gedaagden niet gerechtigd zouden zijn de omzetbelas
ting op eiseresses aandeel in de opbrengst der films in min
dering te brengen;
VEROORDEELT gedaagden om aan eiseres te betalen
des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd
de bedragen, die zij voor levering van bijwerk bij de on
derhavige films op de afrekeningen gezonden aan eiseres
in mindering hebben gebracht, behoudens voor wat betreft
de door bioscoopondernemers zelve op de afrekenstaten af
getrokken bedragen voor bijwerk, dat zij ter aanvulling van
de onderhavige films van andere filmverhuurders hebben
betrokken;
VEROORDEELT gedaagden en eiseres elk in de helft
der arbitragekosten in totaal bedragende 50..—
Aldus gewezen te Amsterdam op Maandag
6 Februari 1950.
In zake
FIRMA H. J. SCHEPEL Zn., exploitante van het City
Theater, Marktstraat 55 te Delfzijl, eiseres, en
WARNER BROTHER'S FIRST NATIONAL PICTU-
RES N.V., gevestigd te Amsterdam en kan
toor houdende aldaar aan de Keizersgracht
778, gedaagde, en de
FIRMA J. P. J. M. VAN BREEMEN 6 H. VAN OVER-
BEEK, exploitante van de bioscoop „De
Zwaan" te Oirschot, gedaagde in vrijwaring.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage Reglement, enz., enz.
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 17 September, aangevuld per
schrijven d.d. 27 December 1949 een geschil contra gedaag
de aanhangig heeft gemaakt, van welke brieven afschriften
aan dit vonnis zijn gehecht en die worden beschouwd als
hier te zijn ingelast;
dat gedaagde bij schrijven d.d. 3 Januari 1950 heeft ver
zocht de Firma J. P. J. M. van Breemen H. van Over-
beek te Oirschot in vrijwaring op te roepen;
dat de Commissie partijen, alsmede gedaagde in vrijwa
ring, tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op
Woensdag 18 Januari 1950 op het Bondsbureau te Am
sterdam;
dat aldaar zijn verschenen de heren G. Schepel, firmant
van eiseres en C. L. Koopmans, gemachtigde van gedaagde;
dat gedaagde in vrijwaring niet is verschenen en zich
evenmin schriftelijk of anderszins tegen de ingestelde vor
dering heeft verweerd;
dat de heer G. Schepel, namens eiseres, in hoofdzaak heeft
verklaard buiten het gevorderde bedrag ad. aan reis-
en verblijfkosten de somma van 28.35 te hebben uitge
geven, waardoor dus zijn vordering moet worden verhoogd
tot dat hij zich overigens aan zijn request heeft ge
refereerd;
dat de heer C L. Koopmans, namens gedaagde, in hoofd
zaak heeft verklaard, dat gedaagde in dit geschil geen
schuld treft, weshalve zij de Firma Van Breemen Over-
beek in vrijwaring heeft doen oproepen;
OVERWEGENDE:
dat eiseres, gedaagde, alsook gedaagde in vrijwaring lid
zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge
het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van
het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond on
derling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn on
derworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in
dat arbitrage-reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van
het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak
te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar
zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond;
dat de Commissie aan de hand van de door eiseres ge
produceerde bescheiden heeft vastgesteld, dat de film „San
Antonio" die blijkens een door eiseres ondertekende afre
kenstaat d.d. 1 Sept. 1949 op Zaterdag 27 Augustus, Zon
dag 28 Augustus en Maandag 29 Augustus in de bioscoop
De Zwaan te Oirschot is vertoond, eerst op Vrijdag l
September 1949 des middags om 16.30 uur te Best ter door
zending naar eisereses bioscoop te Delfzijl is aangeboden;
dat gedaagde in vrijwaring derhalve niet heeft voldaan
aan het bepaalde in artikel 19 van de Algemene Voorwaar
den van Verhuur en Huur van Films, luidende: „Wanneer
niet anders is overeengekomen, is de huurder verplicht de
filmrollen, gramofoonplaten, reclame-materiaal, e.d. per eer
ste gelegenheid na de laatste voorstelling, waarvoor zij be
stemd waren, door te zenden aan het adres of adressen,
welke hem door de verhuurder zijn opgegeven en, wanneer
de huurder deze opgave niet tijdig heeft ontvangen, de ver
huurder daarvan voor diens rekening tijdig telegrafisch ken
nis te geven. De huurder is niet aansprakelijk voor met
prompte, te late of verkeerde aflevering door de vervoerder;
dat niet is gebleken, dat bedoelde doorzendopgave niet
tijdig in het bezit van gedaagde in vrijwaring zou zijn ge
komen;
dat als gevolg van de te late doorzending de film „San