Orde of chaos B het vertonen van films. Bijeenkomsten in huise lijke kring of in een kleine zaal, waarbij dans partijen worden gehouden of gelagen worden gezet, bijeenkomsten van jeugdverenigingen op uiterst brandbare zolders zonder behoorlijke uit gangen, enzovoort, kunnen veel grotere gevaren opleveren dan filmvertoningen. Zij waren van mening, dat hiertegen in tiet algemeen gewaakt moet worden, waarbij zij echter wilden wijzen op het feit, dat regelingen ten deze zeer spoedig zodanig in het particuliere leven ingrijpen, dat naast de praktische onmogelijkheid om naleving af te dwingen de nadelen niet opwegen tegen de voordelen. Algemeen gevoelde men het als een bezwaar, dat de particulier krachtens dit artikel verplicht zou zijn het eigen huis te laten keuren voor een filmvertoning. Verzocht werd om een nadere omschrijving van de voorwaarden, waarvan in het 2de lid van dit artikel sprake is. Volgens dit lid zullen o.a. eisen van zedelijkheid aan een plaats worden ge steld. Wat stelt men zich daarbij eigenlijk voor? Hoe kan men aan een plaats eisen van zedelijk heid stellen, werd gevraagd. Artikel 3* Gaarne zouden vele leden worden ingelicht omtrent de bedoelingen van het bepaalde in het 1ste lid van dit artikel. Wordt hier met name beoogd een unificatie van voorschriften omtrent veiligheid, gezondheid en zedelijkheid, LIJKENS onlangs in de dagbladen verschenen berichten zouden door de Enschedese zeden politie bij de filmstudio van een zekere C. van D. een negatief en twee copieën van een „prikkelfüm" in sommige bladen werd van „pornografische" film gesproken in beslag genomen zijn. Later zou zijn gebleken, dat deze films op illegale wijze in ons land waren gebracht door een berucht smokkelaar. Het is wellicht geheel overbodig om er op te wijzen, dat C. van D. en zijn filmstudio met het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf niet van doen hebben en wij zouden dit op zichzelf onbeduidende berichtje hier niet ter sprake brengen, ware het niet dat het wei zeer duidelijk demonstreert welk een gevaar er schuilt in het euvel van de niet-bonafide ondernemers, die, zonder te voldoen aan redelijke vestigingsnormen en buiten enig bedrijfsorganisatorisch verband, zich bezig houden met het ondernemen van het geven van film voorstellingen. Een ieder die als lid wenst te worden toegelaten tot de Nederlandsche Bioscoop-Bond, de privaat rechtelijke bedrijfsorganisatie van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, dient te voldoen aan bepaalde eisen van vakbekwaamheid en credietwaardigheid, als mede aan de reglementaire bepalingen betreffende de exploitatie der bedrijven en zaken. Hierdoor worden enerzijds de voor het algemeen belang onmisbare bedrijfrust en bedrijfszekerheid bevorderd en wordt anderzijds een waarborg geschapen tegen handelingen, welke strijdig zijn met de waardigheid van het Neder landse film- en bioscoopbedrijf. Hoewel ruim dertig jaren practijk de heilzame wer king hebben bewezen van deze bedrijfsordening, welke niet van boven werd opgelegd maar uit het bedrijf zelf is gegroeid en welke in het buitenland ieders bewondering afdwingt; zijn er lieden, welke zowel het verhuren van films als het ondernemen van het geven van filmvoorstellingen daaraan onttrokken zouden willen zien. Nog afgezien van het feit dat zij daarmede voor het filmbedrijf afwijzen wat zij voor andere bedrijven - men denke slechts aan de Vestigingswet Klein bedrijf en het Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf - vanzelfsprekend vinden, blijken zij zich» tengevolge van hun onbekendheid met het film- en bioscoopbedrijf en hun ogenschijnlijk zeer gebrekkige kennis van de Bioscoopwet en in het bijzonder van de Auteurswet 1912, niet of althans niet in voldoende mate te realiseren, welke consequenties zulks met zich zou brengen. Het onderwerpelijke persberichtje moge hun een kleine vingerwijzing zijn voor wat te gebeuren zou staan, indien een in tientallen van jaren gegroeide orde plaats zou moeten maken voor een toestand, welke men slechts chaotisch zou kunnen noemen. Immers men vergete niet, dat de Overheid met een eenmaal geïmporteerde film of met een in Nederland vervaardigde film geen bemoeienis kan hebben, zolang deze niet in een openbare filmvoorstelling wordt ver toond of zolang door enige vertoning geen inbreuk v/ordt gemaakt op de Auteurswet 1912, althans indien in dit laatste geval onder vigueur dezer wet dooi de zich benadeeld achtende partij geen procedure wordt aangespannen. Vandaar dat deze niet-bonafide ondernemers hun zeer commerciële bedrijf uitoefe nen op het terrein van de zogenaamde ,,niet-com- merciële exploitatie" en in zogenaamd „besloten kring", waarmede zij al laverende trachten te blijven èn buiten de Bioscoopwet èn buiten de Auteurswet 1912, hoewel de ondervinding hun al wel heeft ge leerd, dat dit laatste niet zo eenvoudig is. Vanzelfsprekend doelen wij hier niet op de cul turele filmvoorziening van het bonafide verenigings leven, welke langs normale kanalen geschiedt uitslui tend met films welke voor openbare vertoning zijn toegelaten. De voorstanders van een ongereglemen teerd filmwezen zoeke men niet onder hen, wier interesse uitgaat naar de culturele of experimentele film, maar bij degenen, die niets liever willen dan zelf, zoals de Wet het uitdrukt, „het geven in het openbaar van bioscoopvoorstellingen te ondernemen" met gewone amusementsfilms als b.v. de Tarzans, de Abbott en Costello's, de George Formby's enz., zulks echter onder het motto van te streven naar „de goede film" en liefst zoveel mogelijk met vermijding van het woord „openbaar", zodat zij niet behoeven te voldoen aan de hoge eisen, welke aan een perfecte verzorging van filmvoorstellingen worden gesteld, en daardoor in plaats van te stimuleren afbreuk doen aan het peil der huidige cinematografie. IHUIlimnillllllllllllllMIMMMIIIIIIIIIIIIHHIIIIIIIIIUIlllllllllilMIHIIIHimillllllIIllllIHllllllllllllllltllllllllllllll1111111111111111111111tIMNIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllll f"] LJlHIIIIIIIHHIIIIIIHIIIHIIIIUimiUIIIHlIIHMIIimillllllllHllllllllllllllHlIllllllllilllllllllllMINtUllllllllllllllimill1111II111113 f XTI1I1I11111111 til IIllllltllltllfTU Ut O LI 1111II1111111111111 lllltl j 1111 IJ 11 n II1111111111 f 1 j 11 IJ 1111111JI i I j11III llll 111III Mi I If IJ tllll 1111U1 j II11111H111H H |~~l

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 10