11 dergelijke verantwoordelijkheid alleen gedragen kan worden door groeperingen uit de vrije maat schappij. Hier ligt een typische taak voor de instellingen of verenigingen, bedoeld in de arti kelen 19 t/m 21. Zij stelden daarom voor het bepaalde onder lid la te doen vervallen en gaven tegelijkertijd in overweging, deze keuring aan de zo juist bedoelde instellingen of verenigingen toe te wijzen. Voorts gaven zij in overweging het voorstel der Commissie-Sassen ten aanzien van een verbod van bioscoopbezoek door kinde ren beneden 14 jaar in te voeren. De omschrij ving van lid 3 zou weer een nieuwe leeftijdsgroep mogelijk maken. Ligt dit in de bedoeling? Groe pen van personen" is wel een zeer vaag begrip. Verschillende andere leden /Vroegen of de Rijkscommissie coupures kan eisen. Waarom is de redactie van artikel 16, 1ste lid, der Bioscoop wet indien en voorzover") niet overgenomen? Artikel 11. Nadere uitleg omtrent de in lid 1 bedoelde feiten en omstandigheden is gewenst. Zal het recht op schadevergoeding erkend worden? Gevraagd werd, of herkeuring mogelijk is, wanneer de nadien gewijzigde film in eerste in stantie afgekeurd is. Artikel 12, Wat wordt bedoeld met het bij de films behorende reclamemateriaal? Deze vraag werd gesteld mede in verband met het voorge stelde onder artikel 14, lid 2. Het is kennelijk de bedoeling in het vervolg geen ander reclame materiaal toe te laten dan het door de filmimpor- teur verstrekte, daar centrale keuring van dit reclamemateriaal in de praktijk alleen maar mo gelijk is. Deze bepalingen leken sommige leden te rigoreus, daar zij het vrije initiatief te sterk aan banden leggen. Een keuring van het door de individuele ondernemer uitgedachte reclamema teriaal is een taak voor de commissie, bedoeld in artikel 22, lid 1. Artikel 13* Vele leden wezen er op, dat de resultaten van een gehouden enquête naar het bioscoopbezoek van jongens tussen 14 en 18 jaar in een onzer belangrijke industriecentra hebben aangetoond, dat er van een zeer frequent bio scoopbezoek onder deze groep gesproken kan worden en dat in ongeveer 45 van het aantal bezoeken de wettelijke voorschriften ten aanzien van de leeftijdsgrenzen overtreden werden. Ge vraagd werd, of de Regering het bestaande toe zicht in dit opzicht wil verscherpen. Artikel 15* Wat houdt het voorgestelde in lid 1 nader in? Zijn de normen, bedoeld in lid 2, anders dan die van artikel 10? Betekent de be- perkingsmogelijkheid ten aanzien van de leeftijd, als voorgesteld in lid 3, dat de leeftijdsgrens ook hoger kan gesteld worden dan 18 jaar? De be zwaren ten aanzien van artikel 12 en artikel 14, lid 2, gelden ook ten aanzien van artikel 15, lid 4. Artikel 16» Geldt de bevoegdheid, welke in lid 1 aan de burgemeester wordt toegekend, ook ten aanzien van een film, welke is goedgekeurd door het orgaan, bedoeld in artikel 15, lid 2? Artikel 17. Gevraagd werd, waarom deze bij zondere maatregel, die niet geldt voor b.v. schouwburgen, voor films noodzakelijk wordt geacht. Artikel 18. De strekking van dit artikel werd toegejuicht. Opgemerkt werd echter, dat de hier- bedoelde ontheffing ook verleend moet kunnen worden ten aanzien van het bepaalde in artikel 2 en artikel 15, lid 2, en ten aanzien van de thans in voorraad zijnde films. Artikel 19* Gevraagd werd, wat deze erken ning inhoudt. Houdt dit een doorlopende vrijstel ling in van de verplichting tot keuring? Betekent dit, dat een niet erkende vereniging geen films zou mogen vertonen? Komen b.v. ,,de Nederland se Federatie van Filmkringen" en het „Neder lands Historisch Filmarchief" in aanmerking en ook samenwerkende cineasten? Dit artikel houdt een wezenlijke verandering in van artikel 20 der Bioscoopwet. Volgens de thans voorgestelde re dactie komen alleen instellingen en verenigingen voor erkenning in aanmerking, als zij metterdaad films vertonen. Dit lijkt onaanvaardbaar, omdat ook een zeer belangrijke taak blijft bestaan voor die verenigingen of instellingen, welke zich ten doel stellen de zedelijke of maatschappelijke ge varen, welke volgens haar inzicht aan bioscoop voorstellingen verbonden zijn, te bestrijden. Ge dacht werd o.a. aan de keuring voor jeugdfilms. Voorgesteld werd daarom de woorden: „door het vertonen van films" in de tweede regel van arti kel 19 te doen vervallen. Andere leden achtten de redactie duidelijk en het schrappen dezer woorden niet nodig. Artikel 20, Verzocht werd een nadere uiteen zetting omtrent de werkwijze van de instelling of vereniging, die het bijzonder toezicht, in lid 1 bedoeld, op zich neemt. Een lid vond de redactie van lid 5 weinig fraai. Andere leden waren echter van oordeel, dat dit nogal schikt en dat men wel veel sterkere voorbeelden van ongelukkige for mulering tegenkomt. Artikel 22, De redactie van dit artikel zou er bij winnen, als het 2de en 3de lid verwisseld werden. Ware het niet wenselijk aan de plaat selijke commissies van toezicht de preventieve keuring van eventuele variétéprogramma's op te dragen? Verschillende leden zouden gaarne ingelicht worden omtrent de samenstelling, taak en werk wijze van de commissie van toezicht, zoals de Regering zich deze gedacht heeft.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 12