30
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen de
somma van alsmede de geschilkosten bedragende
50.zijnde in totaal
VERSTAAT dat dit bedrag zal worden voldaan in zes
termijnen van 50.en één termijn van vervallende
respectievelijk op 2 Mei, 9 Mei, 16 Mei, 23 Mei, 30 Mei,
6 Juni en 13 Juni 1950 (met dien verstande, dat de eerste
termijn ad 50.moet worden betaald aan het Secretariaat
van de Commissie van Geschillen voor arbitragekosten)
VERSTAAT voorts dat, indien gedaagde met de betaling
van enige termijn op de vervaldag in gebreke zou blijven,
zondere verdere aanmaning de straf van boycot overeen
komstig het bepaalde in artikel 18 B van het Arbitrage-
Bondsreglement te zijnen name zal worden uitgevaardigd.
Aldus gewezen te Amsterdam op
12 April 1950.
-o-
In zake:
Dr. H. KAHLENBERG te Amsterdam, domicilie gekozen
hebbende ten kantore van Mr. W. H. Ver
meer, gevestigd aan de Koninginneweg 6
aldaar, eiser, contra
DE ERFGENAMEN VAN WIJLEN DE HEER J. J. W.
VAN BIENE, althans jegens de nalaten
schap van de heer Van Biene voornoemd,
welke erfgenamen als gevolmachtigde van
de nalatenschap hebben benoemd de heer
P. Nassette, accountant, kantoor houdende
aan de Honthorststraat 2A te Amsterdam,
gedaagden,
alsmede in zake:
Dr. H. KAHLENBERG te Amsterdam, domicilie gekozen
hebbende ten kantore van Mr. W. H. Ver
meer, gevestigd aan de Koninginneweg 6
aldaar, eiser, contra
LUMINAFILM N.V, gevestigd te Amsterdam, kantoor-
houdende aldaar aan de Nes 23, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitrage-college voor de beslissing onder meer van ge
schillen, waaromtrent door het daarbij betrokken lid van de
Bond met de andere partij is overeengekomen, dat zij ter
beslechting zullen worden onderworpen aan de arbitrage
van de Bond;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiser bij reguesten, gedateerd 1 Maart 1950, geschil
len heeft aanhangig gemaakt tegen de gedaagden erven
Van Biene en tegen de gedaagde Luminafilm N.V., waar
van afschriften aan deze beslissing zijn gehecht en die be
schouwd worden als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit
ting gehouden op Woensdag 22 Maart 1950 op het Bureau
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2,
Amsterdam;
dat aldaar zijn verschenen Dr. HL Kahlenberg en zijn
gemachtigde Mr. W. H. Vermeer, alsmede P, Nassette, ge
machtigde van de beide gedaagden;
dat de heer P. Nassette namens de beide gedaagden in
hoofdzaak verklaard heeft, dat hij de Commissie van Ge
schillen niet bevoegd acht van de geschillen kennis te ne
men; dat het geschil tussen Dr. Kahlenberg en de erven Van
Biene een geschil is tussen twee niet-leden; dat het in strijd
zou zijn met artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement
om dat te behandelen; dat daaruit volgt, dat ook alle an
dere geschillen, die er tussen de drie partijen bestaan en dus
Ook het geschil tussen Dr. Kahlenberg en de N.V. Lumina
film behandeld moeten worden door de drie arbiters, die
partijen ingevolge artikel XII van hun overeenkomst moeten
benoemen;
dat Dr. H. Kahlenberg hierop in hoofdzaak verklaard
heeft, dat partijen het indertijd het beste hebben geacht alle
uit het contract voortspruitende geschillen ter beslechting
voor te leggen aan de arbitrage van de Bond, doch het
wenselijk hebben gevonden om, voor het geval een geschil
niet door de Bondsarbitrage zou kunnen worden behandeld,
privé arbitrage te voorzien; dat zij zich echter niet hebben
verdiept in de mogelijkheid, dat een deel van de geschil
len wel door de Bondsarbitrage en een ander deel niet door
de Bondsarbitrage zou kunnen worden behandeld;
OVERWEGENDE:
dat van de drie partijen uitsluitend de N.V. Luminafilm
lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond is;
dat in artikel 1 van het Bonds-Arbitragereglement is be
paald, dat uitsluitend geschillen, waarbij een lid van de Bond
betrokken is, door de Bondsarbitrage kunnen worden be
slecht, indien althans door het daarbij betrokken lid van de
Bond met de andere partij, die geen lid is, is overeengeko
men, dat het geschil ter beslechting zal worden onderworpen
aan de arbitrage van de Bond;
dat uit het vorenstaande volgt, dat aan de Commissie de
grondslag tot haar bevoegdheid voor de behandeling van het
geschil tussen Dr, H. Kahlenberg en de erven Van Biene
ontbreekt;
dat het geschil tussen Dr. Kahlenberg en de N.V. Lumi
nafilm wordt beheerst door het tussen partijen op of om
streeks 24 December 1948 aangegane contract, waarin on
der artikel XII de volgende arbitrage-clausule voorkomt:
„Alle geschillen, welke ter zake van de uitvoering dezer
overeenkomst tussen partijen, daaronder begrepen de Lu
minafilm N.V., zullen worden berecht door de arbitra
ge-instellingen van de Nederlandsche Bioscoop-Bond,
volgens de door deze Bond voorgeschreven regelen.
Mocht de Nederlandsche Bioscoop-Bond haar arbitrage
apparaat hiervoor niet beschikbaar willen stellen, dan
zullen de voornoemde geschillen door gewone arbitrage
worden beslist, met dien verstande, dat partijen in ge
meenschappelijk overleg 3 arbiters zullen aanwijzen, die
als goede mannen naar billijkheid in enigste pu hoogste
instantie zullen beslissen. Kunnen de partijen het over
de benoeming van arbiters niet eens worden, dan zal de
meest gerede partij gerechtigd zijn deze benoeming te vra
gen aan de President van de Arrondissements-Rechtbank
te Amsterdam",
dat ingevolge deze arbitrage-clausule de Bondsarbitrage
alleen bevoegd zou zijn, indien niet alleen de geschillen,
waarbij Luminafilm is betrokken, maar ook de geschillen
tussen de beide andere partijen door de Bondsarbitrage be
slecht zouden kunnen worden;
dat echter, zoals reeds hiervoren is overwogen, het ge
schil tussen Dr. H. Kahlenberg en de erven Van Biene niet
onder de competentie van de Commissie van Geschillen valt;
dat de consequentie daarvan volgens artikel XII van het
tussen partijen bestaande contract is, dat de Bondsarbitrage
ook niet bevoegd is het geschil tussen Dr. Kahlenberg en
Luminafilm te beslechten, maar dat ook dit geschil, evenals
het geschil tussen Dr. Kahlenberg en de erven Van Biene,
zal worden beslecht door drie arbiters, die partijen in ge
meenschappelijk overleg zullen benoemen respectievelijk,
wanneer partijen het over de benoeming niet eens worden,
zullen worden benoemd door de President van de Arron
dissements-Rechtbank te Amsterdam;
CONCLUDEERT:
dat aan de Commissie van Geschillen ook voor wat het
geschil tussen Dr. H. Kahlenberg en de N.V. Luminafilm
betreft de grondslag van haar bevoegdheid ontbreekt;