28 heeft gevestigd, dat indien een opdracht wordt gegeven aan een architectenbureau, de principaal te allen tijde vrijblijft in het kader van deze opdracht zelfstandig bepaalde orders te plaatsen; dat derhalve de algemene stelling van de tegen partij, dat gedaagde niets deed zonder het fiat van haar archi tecten, geen steek houdt; dat Professor Holt namens gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat deze opvatting formeel juist is, maar dat het negeren van aanwijzingen van het architectenbureau verstrekkende consequenties bij de verbouw resp. restauratie van een object kan hebben; dat ter vermijding van dergelijke moeilijkheden de architecten zich in deze zaak in overleg met hun opdrachtgeefster op het standpunt hebben gesteld, dat een eventuele koop eerst tot stand zou kunnen komen indien ook de technische en aesthteische kant geregeld zou zijn; dat het overigens juist is, dat bij een bezoek aan eisers fabriek geen bezwaar tegen de constructie van de stoelen is gemaakt, maar dat dit niet inhoudt, dat er geen bezwaren zouden zijn; dat het immers in het geheel geen verwondering behoeft te wekken dat indien een architect bepaalde technische bezwa ren die hij tijdens een bezoek aan een fabriek opmerkt, hij deze niet onmiddellijk aan de fabrikant kenbaar maakt; dat de architecten in zulk een geval slechts gehouden zijn hun principaal in kennis te stellen van hetgeen is geconstateerd; dat Mr. van der Deure namens eiseres is hoofdzaak naar voren heeft gebracht dat het hem bevreemdt dat op Vrijdag eisers vertegenwoordiger door Ir. Bijvoet wordt opgebeld om een afspraak te maken voor Zaterdagmorgen om op die dag te horen te krijgen dat de stoelen niet zullen worden afgenomen; dat het Commissielid R. Uges Jr. hierna de vraag heeft ge steld of hij uit het feit, dat Ir. Bijvoet op Vrijdag de heer Van der Veer heeft opgebeld moet afleiden, dat eerstge noemde rechtstreeks door zijn principale in kennis is gesteld van hetgeen op Donderdag is bespreken; dat Ir. Bijvoet namens gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat zij hem inderdaad van het desbetreffende onderhoud in kennis heeft gesteld, maar dat daarbij geen sprake was van een genomen beslissing; dat hij echter wel heeft begrepen dat op korte termijn een beslissing zou moeten worden genomen en dat derhalve het reeds enige tijd be staande voornemen om een bezoek aan het Chicago Theater te Tilburg te brengen nog dezelfde avond is uitgevoerd; dat eiser ten slotte desgevraagd heeft verklaard, dat het bedrag der schade ad is samengesteld uit 10% winstderving en 5 verkooDkosten, berekend over de over eengekomen prijs van verhoogd met voor de in 'ce leveren oude stoelen; OVERWEGENDE: dat eiser donateur en gedaagde lid is van de Nederland- sche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbritrage-Bondsregle- ment van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden en donateurs van de Bond met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbi trage, zoals die is geregeld in dat arbitrage-reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscocp-Bond; dat het voornaamste punt in dit geschil wordt gevormd door de vraag of door gedaagde bij de onderhandelingen over de aankoop van 700 theaterfauteuils van eiser het voor behoud van goedkeuring dcor haar architecten is gemaakt; dat uit de verklaringen van eiser alsook uit de gang van zaken die tot dit geschil heeft geleid, kan worden geconclu deerd, dat zulk een voorbehoud niet is gemaakt en dat ge daagde er niet in is geslaagd het tegendeel te bewijzen of althans aannemelijk te maken; dat immers het initiatief van gedaagde is uitgegaan en dat zij na via haar architectenbureau een offerte te hebben ont vangen in gezelschap van haar zoon en de architect Ir. Bij voet een bezoek aan eisers fabriek heeft gebracht; dat bij die gelegenheid door de architect desgevraagd is verklaard, dat hij geen bezwaren had tegen de constructie der stoelen maar slechts enige wijziging in de rugvorm zou willen zien aangebracht en dat gedaagde een speciale kleur bekledingsstof wenste; dat eiser daarop heeft verklaard in staat en bereid te zijn aan beide verlangens te voldoen en dat hij terecht kon ver onderstellen dat alleen nog over de prijs overeenstemming moest worden bereikt.' dat gedaagdes verweer, dat een adspirant koper zijn even tuele bezwaren tegen de constructie van het te kopen artikel niet aan de fabrikant kenbaar pleegt te maken niet kan worden aanvaard; dat indien er al gegronde redenen zouden zijn om deze bezwaren niet ten opzichte van de fabrikant tot uitdrukking te brengen waarvoor de Commissie in dit geval geen enkele gerede aanleiding kan zien gedaagdes architect zich toch ten minste zijn mening omtrent de kwaliteit der stoelen had dienen voor te behouden; dat vervolgens een tweetal monsterstoelen naar IJmuiden zijn gebracht die weliswaar niet zijn behouden, maar dat deze monsters blijkens het verhoor van partijen evenmin grond hebben opgeleverd om de eventueel aanwezige tech nische bezwaren naar voren te brengen; dat enige tijd later op initiatief van eisers vertegenwoor diger de heer J. M. van der Veer een bespreking met ge daagde is gevoerd, waarbij volgens verklaringen van deze vertegenwoordiger gedaagde heeft gezegd, dat zij voor de order zou willen plaatsen; dat gedaagde heeft ontkend het bedrag van in deze zin te hebben genoemd, maar dat uit het feit, dat de volgende dag eiser in gezelschap van zijn vertegenwoordiger gedaagde een bezoek bracht, moet worden opgemaakt dat een tegenvoorstel op eisers offerte van met de inle vering der oude stoelen, is gedaan dat dit temeer aannemelijk is nu is gebleken, dat eisers vertegenwoordiger slechts beperkte procuratie bezit ten aan zien van het verlagen van geoffreerde prijzen; dat tijdens laatst bedoeld bezoek volgens eiser na ampele onderhandelingen overeenstemming is bereikt op basis van een koopprijs ad met inlevering van de oude stoe len, zonder dat daarbij enig voorbehoud is gemaakt, behalve dan de bekende verlangens van een gewijzigde rugvorm en. een speciale kleur bekledingsstof; dat gedaagde daar tegenover stelde dat steeds het voor behoud van fiattering door haar architecten was gemaakt; dat echter reeds de volgende morgen op of omstreeks 10 uur door gedaagdes architect telefonisch een afspraak met eisers vertegenwoordiger is gemaakt voor een onderhoud op de daarop volgende ochtend (Zaterdag); dat op geen enkele wijze is te kennen gegeven waarover dit onderhoud zou handelen; dat gedaagdes architect Ir. Bijvoet heeft verklaard dat ge daagde hem van het onderhoud dat de vorige dag met eiser en diens vertegenwoordiger had plaats gevonden in kennis heeft gesteld, doch dat daarbij geen sprake was van een beslissing maar wel bleek dat spoedig een beslissing zou moeten worden genomen; dat het echter in. dat geval logisch zou zijn geweest er tijdens het bovenbedoelde telefoongesprek op te wijzen dat nog diezelfde avond een bezoek aan een bioscoop zou wor den gebracht die met eisers stoelen is uitgerust en dat het van de bevindingen aldaar afhankelijk zou zijn of een order zou worden geplaatst

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 29