Kinderen bezoeken de bioscoop RAPPORT OVER EEN NIEUW ONDERZOEK 17 ALS het waar is, dat in onze jeugdjaren de basis wordt gelegd voor onze latere levens stijl en levenshouding, dan zal het van de jeugd van vandaag afhangen hoe het mo rele, culturele en sociale klimaat van mor gen zal zijn. Het is daarom begrijpelijk dat ouders en andere opvoeders met deze gedachte voor ogen het kind trachten te beschermen tegen ongewenste invloeden, of liever gezegd, tegen hetgeen zij als ongewenste invloeden beschouwen. Men is er na melijk niet altijd zeker van, welke invloeden al of niet gewenst zijn en men weet vaak zelfs niet met stelligheid waardoor het kind beïnvloed wordt. Daardoor bestaat de overigens zeer menselijke neiging om bepaalde maatschappelijke ver schijnselen, zoals film, radio en boek, waarmede het kind al reeds in zijn prille jaren geconfronteerd wordt, als oorzaak aan te wijzen voor tal van min der prettige dingen, welke zich op latere leeftijd bij het individu openbaren en welke men in het al gemeen bij de zelfkant der samenleving aantreft. Vooral de film is, zoals vóór haar de stuivers roman, lange tijd een dankbaar object geweest voor would-be-hervormers, die gemakkelijke oplossingen zoeken en zelfs nu nog vindt men een aantal dwaze theorieën over de oorzaken van misdadigheid en van morele laksheid in het algemeen, die door vele oppervlakkig geïnformeerde personen worden ge accepteerd. Juist daarom zijn onderzoekingen naar de eventuele invloeden van de film op de gedra gingen van de jeugd en op haar geestelijke gezond heidstoestand van zo grote betekenis. Vele vooroor delen en misplaatste opvattingen zijn tengevolge daarvan reeds naar het rijk der fabels gewezen. Maar belangrijker is nog, dat de resultaten dezer onderzoekingen opvoeders zowel als bioscooponder nemers een mogelijke leidraad zullen kunnen geven met betrekking tot de vertoning van films aan kin deren. Dergelijke onderzoekingen kunnen echter alleen waarde hebben, indien zij op wetenschappe lijk verantwoorde wijze door deskundigen worden ondernomen. Een van de meest opmerkelijk sociale onderzoe kingen, welke de laatste jaren zijn ingesteld naar het filmbezoek van de grote-stadsjeugd, is wel het onderzoek dat in 1948 op last van de London County Council (Londense Graafschapsraad, on geveer te vergelijken met onze Provinciale Staten) werd ingesteld. Het resultaat van dit onderzoek is enige tijd geleden in brochurevorm gepubliceerd ten behoeve van het onderwijzend personeel. Dit onderzoek was een herhaling van een reeds eerder namens dezelfde instantie in 1931 ingesteld onderzoek. Het voornaamste doel was feiten te ver krijgen omtrent het bioscoopbezoek van kinderen. Verder wilde men trachten om door zorgvuldige ondervraging, zowel mondeling als schriftelijk, enig idee te verkrijgen omtrent de smaak van kinderen met betrekking tot films en omtrent de intellectuele en morele gevolgen van hun bioscoopbezoek. De ondervragingen werden gedaan door onderwijzers, meestal hoofden van scholen, en voor zover moge lijk door de onderwijsinspecteurs. Het onderzoek van 1948 omvatte 55 scholen, die als representatief voor alle soorten in alle delen van het Londens gebied waren uitgezocht, en om vatte 14.500 kinderen van leeftijden variërende van 3 tot plm. 16 jaar. Men achtte dit onderzoek om vangrijk genoeg en voldoende gevarieerd om een behoorlijk inzicht van de omstandigheden in Londen te verkrijgen. Bioscoopbezoek Het rapport vermeldt als belangrijkste feit, dat gedurende de periode van 1931 tot 1948 een opmer kelijke stijging in het bioscoopbezoek onder de Lon dense kinderen te constateren valt: er gaan thans driemaal zoveel kinderen tweemaal per week naar de bioscoop; het percentage van de kinderen, die minstens eens per week gaan, is gestegen van 39 tot 64; het percentage van degenen, die helemaal niet gaan, is gedaald van 12 tot 6. Meer dan de helft van alle schoolgaande kinde ren in Londen zijn tegenwoordig regelmatige bios coopbezoekers, en de rest van de kinderen gaat af en toe. Van de regelmatige bezoekers gaat meer dan de helft eenmaal per week, de overigen twee maal; enkelen gaan drie- of viermaal, en zelfs vijf- en zesmaal zijn niet onbekend. Kinderfilmclubs Over de kinderfilmclubs, waarvoor iedere Zater dagmorgen speciale voorstellingen worden gegeven, wordt onder meer het volgende gezegd: ,,De clubs worden in hoofdzaak door jongere kinderen van 7 tot 12 jaar bezocht. Ofschoon de laagste leeftijdsgrens voor het lidmaatschap van een filmclub in Londen 7 is, gaan jongere kinderen al tijd onder leiding van ouderen, waarschijnlijk broer tjes en zusjes. De hoogste leeftijdsgrens is 16, maar slechts zeer weinig kinderen boven de 14 jaar be zoeken filmclubs. Afkeer van lawaai is één van de redenen; vermijding van de plicht om jongere kin deren mee te nemen, een andere. Vele van de oude-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 18