26 .sluiting van de burgerlijke rechter ter beslechting zullen worden onderworpen aan de Bondsarbitrage volgens het Arbitrage Bondsreglement van de Nederiandsche Bioscoop- Bond, gevestigd te Amsterdam; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te do3n als arbitrage-college, welks belissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder iandsche Bioscoop-Bond; dat het onderhavige geschil geheel en al beheerst wordt door de vraag, welke betekenis moet worden toegekend aan de voorwaarde, welke eiseres met haar brief van 25 Januari 1952 aan gedaagde voor het aankopen van de korte film ,,Symphonie sous Ie soleil" tegen de prijs van maximum heeft gesteld, namelijk: „Maar dan moet U ook de zekerheid hebben, dat de film in eerste vertoning in behoorlijke theaters in de 3 hoofdplaatsen en de grote pro vincieplaatsen onder te brengen is"; dat ook eiseres blijkbaar over de formulering van deze conditie niet voldaan was, aangezien zij in haar brief van 15 Maart 1952 toen zij reeds tot de conclusie was ge komen, dat de film haar niet voldeed een veel verder gaande formulering gebruikte, namelijk: „In deze brief (be doeld is de brief van 25 Januari) gaven wij U echter uit sluitend machtiging tot de transactie, indien U garandeerde, dat de film zou worden ondergebracht in behoorlijke theaters in de 3 hoofdplaatsen en de grote provincieplaatsen"; dat eiseres deze garantie met haar brief van 25 Januari 1952 echter niet heeft gevraagd en dat gedaagde haar ook niet heeft gegeven; dat gedaagde terecht heeft aangevoerd, dat hij ten tijde dat hij in Parijs vertoevende zijn bemiddeling bij het tot stand komen van de transactie voor de korte film verleende, niet in staat was overleg te plegen met de ondernemers van de bioscopen in de drie hoofdplaatsen en de grote provincie plaatsen, hetgeen toch vereist was om een garantie voor de plaatsing van de film te kunnen geven; dat aan de conditie, welke eiseres in haar brief van 25 Januari heeft gesteld, dan ook geen andere betekenis kan worden gehecht dan dat eiseres nog eens van gedaagde wilde horen, dat hij er van overtuigd was, dat er een behoor lijke kans bestond om de film bij de bioscopen geplaatst te krijgen, waarbij nog in aanmerking genomen moet worden, dat het verhuren van een korte film afzonderlijk alleen in zeer bijzondere gevallen mogelijk is, aangezien korte films gewoonlijk tezamen met hoofdfilms worden gehuurd; dat bovendien uit het antwoord van de directeur van eiseres op de vraag van het commissielid, de heer E. J. Verschueren, blijkt, dat eiseres de film ongezien, vertrou wende op de deskundigheid van gedaagde, heeft gekocht en dus niet omdat gedaagde haar een zekerheid omtrent de verhuur van de film zou hebben gegeven; dat de door eiseres aangeboden bezichtiging der korte film in kwestie moet worden voorbijgegaan, aangezien de kwaliteit der film niet ter zake doet; dat gedaagde dan ook niet aansprakelijk kan worden ge acht voor de schade, welke eiseres doordat de film haar is tegengevallen, beweert te lijden; dat derhalve eiseresses vordering ongegrond moet worden geacht en dat haar de vordering moet worden ontzegd, met hare veroordeling in de geschilkosten, welke met het oog op de omvang van het geschil zijn vastgesteld op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: ONTZEGD aan eiseres haar vordering en VEROOR DEELT haar in de arbitragekosten, bedragende 50. Aldus gewezen te Amsterdam op 30 April 1952. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KA MER) van de Nederiandsche Bioscoop-Bond heeft de vol gende arbitrale vonnissen gewezen: In zake: MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN HET CITY THEATER TE 's-GRAVENHAGE N.V., gevestigd te 's-Gravenhage en kantoorhoudende aldaar aan de Nieuw straat 24, eiseres, contra N.V. ACTUEEL FILM, gevestigd te Amsterdam en kan toorhoudende aldaar aan de Hemonylaan 21, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Ne deriandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden van de Bond onderling: IN AANMERKING NEMF'NDE: dat eiseres bij reguest d.d. 2 April 1952 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Voorzitter der Commissie het geschil spoedeisend heeft verklaard en dat de Commissie partijen heeft opgeroe pen tot haar zitting gehouden op Dinsdag 8 April 1952 op het Bureau van de Nederiandsche Bioscoop-Bond, Jan Luy- kenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn mevrouw M. Wilton-Van As, directrice, en de heer O. J. Noëls van Wageningen, bedrijfs directeur van eiseres, alsmede de heer J. C. H. Arendse, direc teur van gedaagde; dat mevrouw M. Wilton-Van As en de heer O. J. Noëls van Wageningen namens eiseres in hoofdzaak hebben ver klaard, dat laatstgenoemde op Maandag 3 Maart 1952 ter filmbeurze aan de heer J. C H. Arendse, directeur van ge daagde, heeft medegedeeld, dat eiseres belangstelling had voor de vertoning van gedaagdes kleurenfilm „Circusarena" in haar bioscopen te Amsterdam en 's-Gravenhage; dat daar op door de heer Arendse is medegedeeld, dat hij voor de ver toning van deze film in Amsterdam en 's-Gravenhage reeds met de N.V. Maatschappij Tuschinski in onderhandeling was, maar dat hij voor 's-Gravenhage dusdanige condities had ge vraagd, dat deze vermoedelijk niet zouden worden geacceo- teerd; dat eiseres derhalve heeft verzocht de film ter bezich tiging naar 's-Gravenhage te zenden; dat eiseres de film op Donderdag 6 Maart in het City Theater te 's-Gravenhage heeft bezichtigd en dat de heer Arendse voor de vertoning aan mevrouw Wilton desgevraagd heeft medegedeeld, dat de film voor 's-Gravenhage vrij was; dat na de vertoning werd geconstateerd, dat de film te kort was, weshalve eiseres ge vraagd heeft een hoeveelheid passend bijwerk te leveren; dat dit bijwerk op Maandag 10 Maart in het City Theat.:'' te Amsterdam is proefgedraaid voor de heren Noëls, Juten en Lipp namens eiseres en in orde is bevonden; dat gedaagde ook bij die gelegenheid nog geen uitsluitsel kon geven omtrent de onderhandelingen met de Maatschappij Tuschinski ten aanzien van Amsterdam, omdat als gevolg van het plotselinge overlijden van de heer F. L. D. Strengholt, lid van de raad van beheer van deze maatschappij, gedaagde nog niet in de gelegenheid was geweest een van de directeuren van deze maatschappij te spreken te krijgen; dat van de zijde van eiseres toen evenmin is gesproken over verdere condities voor de levering van hoofdfilm en bijwerk, omdat de verdere con dities usantiëel waren; dat de heer Noëls op 17 Maart ter Filmbeurze de heer Arendse gesproken heeft, maar dat laatst genoemde hem daarbij niet heeft gezegd, dat de film reeds aan de MaatschaDoij Tuschinski was verhuurd; dat gedaagde vervolgens bij schrijven d.d. 19 Maart deed weten, dat het haar niet was gelukt de film „Circusarena" voor eiseresses bioscopen vrij te maken; dat eiseres zich hierbij voor wat Amsterdam betreft moet neerleggen, omdat ter zake een voorbehoud was gemaakt; dat zij echter voor wat 's-Gra-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 27