31 De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 12 Juni 1952 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 18 Juni 1952 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Am sterdam; dat aldaar verschenen zijn de heer A. P. du Mée, directeur van eiseres, gedaagde persoonlijk, vergezeld van haar rechts kundig raadsman Jhr. Mr. J. W. Iddekinge en de heer M. Scholts, hockhouder van gedaacjde: dat Mr. Iddekinge namens gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat eiseres het door gedaagde afgesloten licentie contract voor de film „Die Nachtwache" heeft gefinancierd; dat uit de eerste opbrengst het door eiseres voorgeschoten bedrag zou worden terugbetaald en dat uit de verdere op brengst een deel aan eiseres ten goede zou komen; dat over eengekomen was, dat filmhuurbedragen gestort zouden wor den op een speciale rekening van eiseres bij de Incasso-Bank; dat eiseres inmiddels het door haar geïnvesteerde bedrag heeft terugontvangen; dat gedaagde ook de verder overeen gekomen regelingen heeft nageleefd; dat de bewering van eiseres als zou gedaagde zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot oplichting en verduistering volkomen onge grond is; dat de betalingen voor leveranties aan het leger en de R.A.O. door de betrokken onderdelen abusievelijk niet op de speciale rekening bij de Incasso-Bank, maar op de rekening van Victoria Films zijn gestort; dat het de bedoe ling van gedaagde was, zodra de leveranties aan het leger ten einde waren, deze met eiseres te verrekenen; dat, zodra van de zijde van de Bond inlichtingen waren gevraagd over deze voorstellingen, gedaagde aan eiseres heeft aangeboden de kleine bedragen, die met militaire voorstellingen zijn ge moeid, in d'en vervolge afzonderlijk af te rekenen; dat het eiseres overigens bekend was, dat er films aan de Strijd krachten werden geleverd; dat immers op 16 October aan eiseres een afrekening is gezonden, waarop onder andere een bedrag van voorkomt, zijnde de opbrengst van een leverantie aan de R.A.O.; dat de heer Du Mée namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat het op grond van de tussen partijen bestaande overeenkomst aan gedaagde verboden was de film „Die Nachtwache" aan wie ook zonder eiseresses medeweten en goedkeuring aan te bieden; dat eiseres zich niet kan onttrek ken aan de indruk, dat gedaagde de overeenkomst willens en wetens niet juist heeft nageleefd'; dat eiseres geconstateerd heeft, dat verschillende bioscoopondernemingen de voor de vertoning van de film „Die Nachtwache" verschuldigde be dragen gestort hebben op rekening van gedaagde in plaats van op de bijzondere rekening van eiseres bij de Incasso- Bank; dat gedaagde niets heeft gezegd van voorstellingen, die met genoemde film voor militairen zijn gegeven; dat eiseres bij informatie is gebleken, dat van deze voorstellingen ook geen opgave was gedaan aan de Nederlandsche Bio scoop-Bond; dat eiseres derhalve het standpunt heeft ingeno men, dat zij in het niet stipt nakomen van het contract niet meer kon berusten; dat Mr. Iddekinge namens gedaagde hierna nog in hoofd zaak heeft verklaard', dat de klacht van eiseres betrekking heeft op een aantal voorstellingen voor de militairen, waar mede slechts een. klein bedrag is gemoeid; dat er voorstel lingen zijn gegeven op: 14 en 15 Aug. in het Rinii Theater. Utrecht a 2 October in het Vliegkamp Twente, Enschede I 1 October in Gilze-Rijen 13 October in Stroe 14 October in de Kromhout Kazerne, Utrecht 29 November te Oirschot 30 November in Huis ter Heide, Soesterberg 1 December in Kamp Zeeburg, Amsterdam 6 April in de Kromhout Kazerne, Utrecht 7 April voor de Geneeskundige Troepen, A'foort 8 April op de Vliegkampbasis, Soesterberg dat de eerste post ad' per 16 October met eiseres is afgerekend en dat de afrekening voor de voorstelling in het militaire kamp te Stroe later aan de totaalstaat is toegevoegd, waardoor in totaal een filmhuuropbrengst van is ont staan; dat hiervan 40 aan eiseres toekomt, welk bedrag gedaagde desgewenst onmiddellijk zal betalen; dat Ce heer Scholts namens gedaagde hieraan in hoofdzaak heeft toegevoegd, dat er op de opgave van de Nederlandsche Bioscoop-Bond ook nog voorkomt een voorstelling, die op 15 Augustus in de Legerplaats Oirschot en op 12 October 1951 in Voorschoten voor de militairen zou zijn gegeven; dat volgens d'e gegevens van gedaagde deze voorstellingen echter niet hebben plaats gehad; dat weliswaar gedaagde aan vankelijk aan de Bioscoop-Bond heeft bevestigd, met een brief van 7 Juni, dat de door de Bond opgegeven voorstel lingen juist waren, maar dat dit bij nadere controle bleek op een vergissing te berusten; dat de goede trouw van gedaagde bij de uitvoering van het contract met eiseres hieruit blijkt, dat het herhaaldelijk voorkomt, dat bioscoopondernemers de filmhuur van „Die Nachtwache" ondanks de gegeven aan wijzingen storten op bankrekening van gedaagde, die steeds prompt voor overschrijving op de rekening van eiseres bij de Incasso-Bank zorgt; dat de heer Du Mée namens eiseres op verzoek van de voorzitter der Commissie nog verklaard heeft, dat hij de in het request, waarbij het geschil aanhangig is gemaakt, geuite beschuldigingen terugneemt, aangezien hij op gezag van de Commissie wil aannemen, dat gedaagde te goeder trouw is geweest; hij verzoekt de Commissie de grootte van het voor de militaire voorstellingen verschuldigde bedrag vast te stellen en gedaagde te veroordelen tot betaling van dit be drag; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de Nederlandsche Bio scoop-Bond alle geschillen tussen leden onderling met uit sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrageregle ment; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde erkend heeft, dat zij de film „Die Nacht wache" beschikbaar heeft gesteld voor vertoningen in een aantal militaire kampen en kazernes op d'e data en tegen een filmhuur als hieronder wordt vermeld, te weten; 14 en 15 Augustus, Rimi Theater, Utrecht 2 October, Vliegkamp Twente, Enschede II October, Gilze-Rijen 13 October, Stroe 14 October, Kromhout Kazerne, Utrecht 29 November, Oirschot 30 November, Huis ter Heide, Soesterberg 1 December, Kamp Zeeburg, Amsterdam 6 April, Kromhout Kazerne, Utrecht 7 April, Geneeskundige Troepen, Amersfoort 8 April, Vliegkampbasis, Soesterberg Totaal

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 32