Boerenbedrog Het gemeentebestuur van Haarlem heeft eindelijk gedaan wat al jaren in tal van andere gemeenten practijk was. Het heeft aan de Raad voorgesteld om de belasting op zogenaamde artikel 1-films te verlagen tot 10 doch met dien verstande dat dit slechts van toepassing zal zijn op de ver toning van ten hoogste zes films per jaar per theater. Dit voorstel luidt als volgt. ,,In verband met het meermalen door Uw Raad geuite verlangen de voorwaarden te scheppen, welke het mogelijk zullen maken dat cultureel belangrijke films meer dan tot dusver vertoond zullen worden, hebben wij doen nagaan welke financiële gevolgen voor de gemeente verlaging van het heffingsper centage voor filmvoorstellingen, waarin uit sluitend films als bedoeld in artikel 1, 2e lid, 2e, der Bioscoopwet worden vertoond, met zich zal brengen. Uit de ons door enkele bioscoopdirecties verstrekte gegevens over de ontvangsten bij vertoning van deze categorie films en die bij vertoning van gewone speelfilms is ons het volgende gebleken. In 1951 werden 9 films, gekeurd als bovenbedoeld, in Haarlem ver toond, verdeeld over 3 theaters gedurende 10 weken. De bruto-ontvangsten voor deze 10 films hebben bedragen 55.603,40, de belas ting ~/27 van dit bedrag of 14.415,69. De netto-ontvangsten bedroegen derhalve gedu rende deze 10 weken ƒ41 188,of gemid deld per week 4.118,In de overige 146 weken bedroegen de ontvangsten f 1.105.731bruto en na aftrek van ƒ286.671,— belasting netto ƒ819.060,— of gemiddeld per week 5.610,Hieruit volgt, dat het brengen van cultureel gekeurde films een vrij groot risico voor de exploitanten met zich brengt. Wil een verlaging van het heffingspercentage tot het gestelde doel, het brengen van meer als „cultureel" gekeurde films, leiden, dan zal deze verlaging belang rijk moeten zijn. In dit verband hebben wij gedacht aan een heffing van 10Als maat staf nemende de bruto-opbrengst van de hier boven bedoelde 10 films, zijnde ƒ55.603, zou bij een heffing van 10 r/c de belasting hebben bedragen of ƒ5.054.hetgeen met de betaalde belasting ad 14.415,een verschil geeft van ruim 9.300.of gemid deld per film 930,Ten einde het verlies aan belastingopbrengst binnen redelijke per ken te houden menen wij het aantal films, dat voor een heffing van 10 in aanmerking kan komen, te moeten beperken tot 6 per theater per jaar. Het aantal theaters dat voor de vertoning van cultureel gekeurde films in aanmerking komt op 5 stellende, zal het ver lies aan opbrengst te schatten zijn op 28,000,—. Een tweede wijziging in het heffingsper centage voor bioscoopvoorstellingen menen wij U te moeten voorstellen met betrekking tot de zogenaamde cineacvoorstellingen in de ochtenduren. Deze voorstellingen, waarin hoofdzakelijk filmjournaals worden vertoond, welke van korte duur zijn en toegankelijk tegen een laag toegangsgeld, zijn, zoals ons gebleken is, bij een heffing van 35 niet lonend. Wij stellen U voor het heffingsper centage voor deze voorstellingen te bepalen op 20." Ieder insider is het duidelijk dat hier boeren bedrog wordt gepleegd op cultureel terrein. Wat zijn immers de feiten? Wanneer volgens de nieuwe regeling inderdaad elke bioscoop per jaar zes artikel 1-films geduren de een week zou vertonen dan zou afgaande op de gemiddelde bruto-weekrecettes circa 182.000,(inclusief vermakelijkheidsbelasting) worden ontvangen. Hiervan wordt thans door de gemeente aan belasting ge"ncasseerd 7!-)-! ofwel circa 47.000,Volgens de nieuwe regeling zou de gemeente incasseren Vu ofwel ca. 16.500, De practijk is echter een geheel andere. In de eerste plaats is een artikel 1-film gemiddeld niet van het commerciële gehalte waarmede de nor male recettes worden behaald. Het totaal blijft veeleer onder het gemiddelde.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 5