dat een gemeenteraad, van welke blijkt, dat hij door geen andere beweegredenen dan het ge meentebelang wordt voortbewogen, mag geoor deeld worden zelf dit belang het best te kennen. Zodat in de meeste gevallen het verkrijgen der goedkeuring voor verzekerd mag worden ge houden bij strenge opvolging der algemeene wet telijke regels, van welke de gemeentewet, on danks de poging in 1851 beproefd om haar buiten dit onderwerp te houden, de bewaarster werd." Nog onlangs in een opstel van 1951 werden deze woorden van Oppenheim in extenso en met instemming aangehaald door de raadsadviseur bij Binnenlandse Zaken J. M. Kan. ,,Zij vormen", zo zegt Prof. Vegting, ,,een juiste aanduiding zij het noodzakelij kerwijze enigermate vaag van de grondslagen, welke de Kroon bij de hantering van haar goed- keuringsrecht in acht heeft te nemen. Handelt de Kroon naar deze grondslagen en is het haar ern stige bedoeling niet meer zoals enige jaren geleden door haar circulairepolitiek en vervol gens door de in de aanvang van dit advies ge noemde wetgeving in te grijpen in de belasting- politiek der gemeenten t.a.v. de openbare verma kelijkheden, dan mag verwacht worden, dat zij in. het algemeen gesproken gemeentelijke belastingverordeningen, waarbij voor de bioscoop voorstellingen verlaagde tarieven worden (her) ingevoerd, zonder meer zal goedkeuren. Redenen, die handhaving van een discriminatie ten nadele van de bioscoopvoorstellingen bij de heffing van vermakelijkheidsbelasting principieel van zodanig algemeen rijks- of gemeentelijk belang doen zijn, dat de Kroon zich op die gronden verzetten moet tegen een verordening ener gemeente, welke zo danige discriminatie teniet doet, zijn er thans niet. Het jongste verleden wijst eerder in omgekeerde richting." Dat dit ook de opvatting van de Kroon is blijkt uit het feit, dat van de 187 gewijzigde vermake- lijkheidsbelastingverordeningen met een lager percentage voor bioscoopvoorstellingen dan 35, er thans reeds ca. 170 zijn goedgekeurd. Stuit", aldus vervolgt Prof. Vegting zijn advies, ,,een zodanige verordening op be zwaren van de Kroon, dan moeten deze bezwaren van bijzondere aard zijn, slechts naar voren ko mend in dit individuele geval. Kunnen dit ook be zwaren zijn, ontleend aan de begrotingspositie van de gemeente? Naar mijn mening kan men niet het standpunt innemen, dat het geheel in het al gemeen uitgesloten is, dat ooit overwegingen omtrent de begrotingspositie ener gemeente (mede) het standpunt der Kroon bepalen omtrent goedkeuring ener belastingverordening. Het kan zijn, dat een belastingverlaging een begroting Enige weken nadat de Kerstcollecte ge houden is, gaan andermaal de bussen in de Dioscopen rond» Dit gebeurt bij hoge uit zondering. Nood breekt wet, ook de wet in ons bedrijf dat het publiek zo weinig als mogelijk tijdens het bijwonen van filmvoor stellingen wordt gehinderd met een beroep op zijn weldadigheid. Thans, zouden we haast durven zeggen, is het welslagen van deze collecte in oins bedrijf onze eerste en onze laatste zorg. Laat vanuit onze bioscopen een zo groot mogelijk bedrag toevloeien aan het Natio naal Rampenfonds. Leden-exploitanten, ziet er daarom op toe, dat met grote ijver en nauwgezetheid door Uw personeel wordt gecollecteerd. Het welslagen van deze collecte hangt af van Uw persoonlijke organisatie, persoon lijk toezicht, persoonlijke bemoeienis, per soonlijk enthousiasme. Laten wij in de actie om hulp te bieden aan onze getroffen medeburgers in de eerste rij staan! ernstig verstoort. Maar wel is het m.i. zo, dat ook alleen maar wanneer van zodanige ernstige verstoring sprake is, voor de Kroon reden kan bestaan een belastingverordening niet goed te keuren. Het lijkt wel uitgesloten, dat dit gevolg ooit verbonden kan. zijn aan een verlaging van de vermakelijkheidsbelasting voor bioscoopvoorstel lingen. In ieder geval is het niet juist, wanneer Gedeputeerde Staten een zo eng verband leggen tussen belastingverordening en begroting, dat dit college het uitbrengen van advies aan de Kroon over een belastingverordening uitstelt totdat het de gevolgen van de met de verordening beoogde belastingherziening op de begroting der betrok ken gemeente heeft kunnen vaststellen. Gedepu teerde Staten zijn vrij, wanneer zij dit wenselijk achten, beschouwingen omtrent de gevolgen van de belastingherziening voor de begrotingspositie der gemeente op te nemen in hun advies aan de Kroon, ook al is i.c. nauwelijks denkbaar, dat deze gevolgen voor de Kroon ooit aanleiding kun nen zijn haar goedkeuring te weigeren. Deze wens van Gedeputeerde Staten behoort er echter niet toe te leiden dat dit college zijn advies met overschrijding van de wettelijk daarvoor gestelde termijn uitstelt tot het zijn oordeel over de begroting der gemeente heeft kunnen vaststellen. In deze vermenging van. twee taken ligt een ge vaar. T.a.v. de belastingverordening is het college van Gedeputeerde Staten zuiver adviesorgaan van de Kroon, t.o.v. de gemeentebegroting is het

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 7