20
1 ,,Op grond van eigen ondervinding zwaai ik de bio-
scoopdirecteuren lof toe voor de mate waarop zij
stelselmatig hun best doen om aan deze practijk (name-
1 lijk het toegang verkrijgen door kinderen onder zestien
1 jaar tot vertoningen van zogenaamde A-films dat
1 zijn films voor volwassenen, die kinderen slechts onder f
geleide van ouders of voogden mogen zien door
1 vreemde personen te vragen hen mee naar binnen te
nemen; Red.) een einde te maken
Kan dit probleem worden opgelost door wijziging
1 van de Wet of bijvoorbeeld door te peuteren aan de
1 categorieën ,,A" (niet voor kinderen onder zestien
1 jaar zonder geleide) en ,,U" (alle leeftijden)? Ik be-
twijfel het, omdat deze categorieën gebonden moeten
worden aan leeftijdsgrenzen. En het is alt ij d
1 moeilijk om de leeft ij d van kinderen
1 te beoordelen, in het bijzonder van
meisjes aan de leeft ij dsgrens.
Een meisje van vijftien, dat de school verlaten heeft
en werkl, lijkt, vaak ouder en meer ervaren in wereldse 1
1 zaken dan een meisje van zestien jaar of ouder, dat
nog op school is en nog schoolkleding draagt.
Het is een onmogelijke taak voor
het bioscooppersoneel om verant-
1 w oordel ij k gesteld te worden voor het 1
houden van een voor 100% succes-
1 volle v/edstrijd in het raden van de
leeft ij den van kinderen zonder ge-
I e i d e 1
1 Neen, de werkelijke verantwoordelijkheid voor de
1 oplossing van dit probleem, namelijk om te zorgen
dat kinderen slechts de meer geschikte films zien,
rust ronduit gezegd op hun ouders. Zij zijn het, die
opgevoed moeten worden en, indien nodig, er toe
gebracht moeten worden hun plicht te realiseren."
(Chuter Ede, Labour-afgevaardigde in het
1 Lagerhuis voor South Shields, Minister van
Binnenlandse Zaken in het vorige kabinet: Don't
1 blame the kinema-blame the parents, K. Weekly
f 18 December 1952).
zijden van ons werk steeds hebt blijk gegeven.
Ik ben U bovenal erkentelijk voor de w ij z e, waar
op Gij Uw taak hebt uitgevoerd.
Moge God's zegen op onze arbeid rusten, die
wij in het besef van de onvolmaaktheid van alles
wat mensen op deze wereld verrichten, voor ons
volk en bijzonderlijk in het belang van de Neder
landse jeugd een kwart eeuw hebben verricht.
Ik kan slechts vurig hopen, dat de sfeer van har
monie en eerbied voor een ieders oprechte over
tuiging, die mij altijd weer treft, wanneer ik in Uw
midden ben, ook in de toekomst in onze Commissie
gehandhaafd zal blijven, want alleen dan kan ons
werk vruchtdragend zijn."
Op deze rede volgde een hartelijk applaus.
Toespraak van Professor Beel
Vervolgens was het woord aan de Minister
van Binnenlandse Zaken, Professor Dr. L. M.
Beel, die de jubilerende Commissie als volgt toe
sprak:
,,Het is mij een voorrecht heden in Uw midden
te vertoeven. De Centrale Commissie voor de
Filmkeuring viert immers vandaag haar 25-jarig
jubileum, een jubileum, dat wel als bijzonder mag
worden beschouwd, indien men zich rekenschap
geeft van de verantwoordelijke taak, welke aan
U is opgedragen en de wijze, waarop U deze
verricht. De materie van de Filmkeuring immers
is netelig als vrijwel geen ander. Bovendien heeft
de Commissie hier een terrein betreden, dat voor
de tot totstandkoming domein der Wet was van
de Gemeentebesturen en dat door de wetgever
op grond van de bezwaren, welke de gemeen
telijke filmkeuring medebracht, naar de bemoei
mgen van het Rijk werd overgebracht.
Het ligt voor de hand, dat met een zekere
scepsis men uitzag nu deze nieuwe centrale in
stantie zich van de haar gestelde taak zou gaan
kwijten. Het criterium, dat door de Commissie
bij de toepassing van de Wet wordt gehanteerd,
is van negatieve aard. De Commissie keurt de
aan haar voorgelegde films niet goed, doch laat
hen voor openbare vertoning toe als zij niet in
strijd ziin met de openbare orde of goede zeden.
Zodanig negatief criterium, hoe waardevol ook
op zich, kan moeilijk volle bevrediging geven.
Vaak toch zijt gij als gevolg hiervan genoodzaakt
om films toe te laten, die Uw artistiek gevoel
geweld zullen aandoen, terwijl anderzijds ge zult
hebben ervaren, dat films, die overigens aan hoge
eisen voldoen, als onaanvaardbaar wegens strijd
met de goede zeden moeten worden afgewezen.
Bij de interpretatie van het begrip goede zeden
spelen de verschillende, vaak uiteenlopende le
vensopvattingen van ons volk een grote rol.
Het behoeft dan ook geenszins te verwonde
ren, Mijnheer de Voorzitter, dat in de boezem
van de Keuringscommissies hierover breedvoerig
wordt gediscussieerd. Doch de Commissie is een
sprekend bewijs, dat ook als het gaat over essen
tiële vragen op het gebied van de zedelijkheid,
mensen van zeer uiteenlopende levensopvattin
gen, als de wil tot samenwerking aanwezig is,
elkaar kunnen vinden.
Ook in ons land moeten wij helaas een ver
vlakking in, zedelijk opzicht constateren. Ik be
hoef zeker in deze kring er niet op te wijzen,
welke gevaren de hedendaagse film in dit op
zicht in zich bergt. Bij het aanleggen van
normen voor de al dan niet toelaatbaar
heid zult U dan ook dit algemene ver
schijnsel in Uw overwegingen bij voortduring in
Uw oordeel betrekken en zou deze ontwikkeling
in ongunstige richting verder onverhoopt gaan,
in steeds ernstiger mate moeten betrekken.
Uw verantwoordelijkheid is, zoals ge (reeds
terecht heeft gesteld, Mijnheer de Voorzitter, te
luu
iiiiiiiiniiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
miiiniiiiimniin
^iiiiimiiii ;i:jiiiiinnii!Mii:iiMniiininiiiiiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiMliiiHiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiii::i!iiinniiiiiiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiii