30
van het gevorderde bedrag ad alsmede tot betaling
van de geschilkosten, welke zijn bepaald op 50.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs
van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van
alsmede tot betaling van de geschilkosten, bedragende
50.(aan het Secretariaat van de Commissie van Ge
schillen).
Aldus gewezen te Amsterdam op 4 Maart 1953.
In zake:
J. HOLLEMANS, exploiterende het City Theater, Kerk
straat 48 te Veendam, eiser, verder te noemen partij-Holle-
mans, contra
WARNER BROTHERS' FIRST NATIONAL PICTU-
RES N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoor houdende
aldaar aan de Keizersgracht 778, gedaagde, verder te noe
men: partij-Warner
C. V. DESMETS BIOSCOOP-EXPLOITATIE, exploi
terende de Cinema Parisien te Uden, kantoor houdende te
Amsterdam aan de Plantage Middenlaan 4a, gedaagde in
vrijwaring, verder te noemen: partij-Desmet.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van do
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat partij-Hollemans bij request d.d. 5 Februari 1953 een
geschil contra partij-Warner aanhangig heeft gemaakt, van
welk request afschrift aan dit vonnis is gehecht, hetwelk
wordt beschouwd als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zifting, gehouden op Woensdag 4 Maart 1953 op het
Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam;
dat aldaar zijn verschenen de heer C. L. Koopmans, ge
machtigde van partij-Warner, alsmede de heer T. M. J.
Desmet, beherend vennoot van partij-Desmet;
dat partij-Hollemans niet is verschenen, doch de Commissie
bij schrijven d.d. 3 Maart het volgende heeft laten weten:
„Zeer tot onze spijt kunnen wij niet aanwezig zijn bij
de behandeling van het door ons aanhangig gemaakte
geschil contra de N.V. Warner Bros. te Amsterdam
op Woensdag 4 Maart a.s. des namiddags te 3.30 uur
en moeten daarom volstaan met tl te verwijzen naar
ons schrijven d.d. 5 Februari 1953.
Wij sluiten ten overvloede de vrachtbrief van Uden
in en verwijzen U tevens nog gaarne naar de circulaire
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond no. 216 d.d. 11
December 1952, ref.: Ha/C, waaraan de exploitant te
Uden zich blijkens deze vrachtbrief in het g<-heel niet
heeft gehouden.
Bij de door Uw geacht College naar recht en billijk
heid gedane uitspraak verklaren wij ons bij voorbaat
accoord."
dat de heer T. M. J. Desmet namens partij Desmet in
hoofdzaak heeft verklaard, dat hij zich heeft gehouden aan
hetgeen in artikel 19 van de Bondsvoorwaarden is bepaald;
dat dit artikel behelst, dat de films per eerste gelegenheid
na de laatste voorstelling, waarvoor zij bestemd waren,
moeten worden doorgezonden en dat deze eerste gelegenheid
zich voor de trailers van de films ..Lullaby of Broadway"
en „Aasgieren der woestijn" pas op 2 Januari 1953 voor
deed; dat deze trailers in de Cinema Parisien te Uden voor
het laatst in de voorstelling op Oudejaarsavond hebben ge
lopen en dat op 1 Januari 1953 doorzending niet mogelijk
was, omdat de A.T.O., waarmede partij-Desmet haar films
pleegt te verzenden, op die datum, zijnde Nieuwjaarsdag,
niet werkte; dat het om die reden niet mogelijk was d<>
trailers door te renden aan het City Theater te Veendam,
hetgeen een feit is, dat ook aan partij-Warner bekend had
moeten zijn, weshalve zij naar de mening van partij -Desmet
tijdig maatregelen had behoren te nemen;
dat de heer C. L. Koopmans namens partij-Warner in
hoofdzaak heeft verklaard, dat juist om moeilijkheden bij
de doorzending van films in de Kerst- en Nieuwjaarsweek
te vermijden de Nederlandsche Bioscoop-Bond bij circulaire
no. 216 d.d. 11 December 1952 zijn leden aanwijzingen heeft
gegeven om onaangenaamheden als die, waarvan in dit
geschil sprake is, te voorkomen; dat er, gezien de inhoud
van deze circulaire, voor partij-Warner geen aanleiding
bestond om in dit geval nog speciale maatregelen te nemen:
dat de heer T, M. J. Desmet in antwoord op vragen van
de Voorzitter der Commissie in hoofdzaak heeft verklaard,
dat hij partij-Hollemans er niet van in kennis heeft gesteld,
dat de trailers eerst op 2 Januari 1953 zouden worden door
gezonden en dat hij op Nieuwsjaarsdag zeker niemand van
zijn personeel bereid zou hebben gevonden de films tijdig
naar het station in Boxtel te brengen, ten einde de filmj
vandaar naar Veendam te laten doorzenden;
OVERWEGENDE:
dat partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en
artikel 1 van het Arbitragereglement van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond
onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn
onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld
in dat arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat reeds bij voorbaat bekend was, dat de filmverzending
in de Kerst- en Nieuwjaarsweek moeilijkheden zou kunnen
opleveren, waarop het Bureau van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond bij circulaire no. 216 d.d. 11 December 1952
de leden nog eens speciaal heeft gewezen;
dat in deze circulaire onder meer is vermeld:
„Weliswaar nemen de Nederlandse Spoorwegen op
de feestdagen expresgoed aan, maar men moet rekening
houden met vertragingen die zich op de feestdagen
bij de behandeling van expresgoed zullen voordoen.
Bovendien passen de Spoorwegen op de feestdagen de
Zondagsdienstregeling toe, zodat verschillende treinen
uitvallen. Van Gend Loos, de A.T.O. en de meeste
vrachtrijders en boden werken op de Eerste Kerstdag
en Nieuwjaarsdag niet."
en voorts:
„Zij, die filmprogramma's hebben te verzenden, zullen
de pakketten zo vroeg mogelijk aan het station van
afzending moeten afgeven. Laat dat niet over aan een
bode of een expediteur. Stuur iemand van Uw eigen
personeel naar het station en laat hij er zich van ver
gewissen, dat de film ook inderdaad meegaat met de
trein, welke LI hebt uitgezocht om er zeker van te
zijn, dat de film op tijd in de plaats van bestemming
arriveert. Spreek van tevoren met Uw collega, die
de film na U moet vertonen, af, met welke trein de
film verzonden wordt, opdat hij weet, hoe laat zijn
film op het station van bestemming aankomt en iemand
van zijn personeel naar het station kan sturen om de
film in ontvangst te nemen. Daarom is het nodig, dat
de films als expresgoed station restante worden ver
zonden."