UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
27
Pag. 51: Sneek, Amicitia.
Toevoegen voor directie en administratie
het telefoonnummer ,,3461".
Pag. 54: Utrecht, Olympia.
Toevoegen: ,,Mevr. G. Mantjes-Kuil-
man, leidster".
Pag. 56: Vlijmen, Lido.
Naam exploitant wijzigen in: Firma
W. J. 6 W. J. van Kessel".
Voorschoten, Greenway.
Schrappen: ,,W. J. v. d. Ham".
Toevoegen: ,,N.V. Standaard Films,
corr.-adres: Rapenburg 8, Leiden, tel.
31171 K 1710 (district 's-Graven-
hage).
Pag.'59: Zevenbergen, De Schakel.
Toevoegen: ,,N. A. M. v. d. Krogt,
leider".
Pag. 68: Donateurs, Amsterdam.
Lichttechnischbureau G. Hooft, tel. no.
wijzigen in ,,72254'5".
TOEPASSING VAN ARTIKEL 15 DER STATUTEN
Het Hoofdbestuur van de Nederlaudsche Bioscoop-Bond
heeft op qrond van artikel 15 der Statuten in zijn verga
dering van Dinsdag 28 April 1953 gehoord mejuffrouw
M. Weber, exploitante van de Americain Bioscoop en het
Rex Theater te Alkmaar, en haar raadsman, Mr. J. H. de
Pont, ter zake van de klacht:
dat mejuffrouw M. Weber zou toestaan, dat haar
broeder, de heer J. C. Weber, actief deelneemt aan
de exploitatie van de Americain Bioscoop en het Rex
Theater, zulks in strijd met de voorwaarden neergelegd
in de beslissing van het Hoofdbestuur d.d. 29 Augustus
1950, waarop zij werd toegelaten tot het lidmaatschap
van de Bond en genoemde bioscopen te haren name
in het Bedrijfsregister werden ingeschreven,
en besloten haar de straf van waarschuwing op te leggen,
zulks op grond van de overwegingen:
dat het Hoofdbestuur aan de inschrijving van vorenver-
melde bioscopen ten name van mejuffrouw M. Weber in
het Bedrijfsregister en haar toelating tot het lidmaatschap
de voorwaarden heeft verbonden:
a. dat haar broeder, de heer J. C. Weber, zich zou ont
houden van elke rechtstreekse of zijdelingse inmenging
in de exploitatie van deze bioscopen op welke wijze
dan ook; het zich ophouden in de bioscopen of het zich
gedragen zodanig, dat de indruk wordt gewekt, dat hij
deze zaken exploiteert, daarbij inbegrepen;
b. dat alle op genoemde bioscopen rustende verplichtingen,
in het bijzonder wat betreft de ten behoeve van deze
zaken vóór de officieel goedgekeurde overneming harer
zijds gecontracteerde films, volledig zouden worden
overgenomen:
c. dat zij van het lidmaatschap vervallen kan worden ver
klaard, indien het Hoofdbestuur van oordeel is, dat de
voorwaarden sub a en b niet worden nagekomen, welke
eventuele vervallenverklaring haar niet ontheft van als
dan nog lopende verplichtingen ten opzichte van leden
en donateurs van de Bond;
dat echter gebleken is, dat de heer J. C. Weber onder
handelingen voert over de huur van films respectievelijk
films met filmverhuurders afsluit, films inzet, en zich zo
danig ophoudt in de theaters, dat in Alkmaar de indruk
wordt gewekt, als ware hij de exploitant;
dat mejuffrouw Weber dit ten overstaan van het Hoofd
bestuur heeft toegegeven, maar er op heeft gewezen, dat
haar broeder in alles overleg met haar pleegt;
dat uit het vorenstaande is komen vast te staan, dat me
juffrouw Weber heeft gehandeld in strijd met de voor
waarden haar door het Hoofdbestuur gesteld in zijn beslis
sing van 29 Augustus 1950 en haar medegedeeld bij schrij
ven d.d. 2 September 1950;
dat het Hoofdbestuur voor ditmaal heeft willen volstaan
met het opleggen van de straf van waarschuwing als be
doeld in artikel 15 der Statuten welke straf gepubliceerd
zal worden in het Officieel Orgaan van de Bond echter
met dien verstande, dat, indien opnieuw mocht blijken, dat
de bovenvermelde voorwaarden niet worden nagekomen,
zij van het lidmaatschap vervallen zal worden verklaard.
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KA
MER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de vol
gende arbitrale vonnissen gewezen:
In zake:
N.V. METRO GOLDWYN MAYER FILMMAAT
SCHAPPIJ, gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend
aldaar aan de Weteringschans 28, eiseres, contra
W. J. VAN DER HAM, exploitant van het Greenway
Theater, wonende te Voorschoten, Voorstraat 16, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 23 Maart 1953 een geschil
contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan afschrift
aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier
te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit
ting, gehouden op Woensdag 6 Mei 1953 op het Bonds
bureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen is de heer E. Spreekmeester, ge
machtigde van eiseres;
dat gedaagde niet is verschenen en evenmin bericht van
verhindering heeft gezonden, althans dat zulk een bericht
niet bij de Commissie is ingekomen;
dat de heer E. Spreekmeester namens eiseres in hoofd
zaak heeft verklaard, dat gedaagde inmiddels de recette-
staten voor de vertoonde films heeft ingezonden en dat
daaruit blijkt, dat gedaagde voor de vertoonde films aan
filmhuur verschuldigd is dat gedaagde hierop 2 X
ƒ75.in mindering heeft betaald, zodat te vor
deren blijft; dat eiseres derhalve betaling van dit bedrag
vordert, met veroordeling van gedaagde in de arbitrage-
kosten:
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid van de Nederlandsche Bioscoop
Bond zijn en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der
Statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden
van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke
rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die
is geregeld in dat Arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is vau
het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak-
te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;