INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
32
punt stelt, dat de brief van 12 April 1947 nog volledig
van kracht is en dat daarin duidelijk is vermeld, dat eiseres
niet verplicht is de helft van de kosten te dragen, indien de
film door de Rijksfilmkeuring wordt toegelaten en in een
ander theater in Amsterdam en Den Haag wordt vertoond;
dat dit geval zich heeft voorgedaan en dat het niet ter zake
doet, dat de oorspronkelijke copie door een nieuwe moest
worden vervangen;
dat de heer Aalbers namens gedaagde voorts in hoofd
zaak heeft verklaard, dat het door de verschillende keurin
gen noodzakelijk was geworden in de oude copie verschil
lende titels zwart te maken; dat er coupures waren aange
bracht en dat er nieuwe titels moesten worden toegevoegd
met het gevolg, dat de copie onvertoonbaar was geworden;
dat de heer Huyser namens eiseres in hoofdzaak hierop
heeft verklaard, dat eiseres haar standpunt onverminderd
handhaaft;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid van de Nederlandsche Bioscoop
Bond zijn en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der
Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden
van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke
rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die
is geregeld in dat Arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak
te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat partijen blijkens de schriftelijke bevestiging van ge
daagde van 12 April 1947 een overeenkomst zijn aangegaan
om de kosten voor het ter keuring aanbieden van de film
,,Stel je voor, dat ik de dominee trouwde" tezamen te dra
gen, ingeval deze film door de Centrale Commissie voor
de Filmkeuring niet zou worden toegelaten; dat daarbij is
bepaald, dat, indien de film wel wordt toegelaten, doch door
gedaagde aan derden in Amsterdam en Den Haag zou wor
den verhuurd, gedaagde aan eiseres de door haar betaalde
helft van de kosten zou restitueren; dat in deze overeenkomst
geen expiratiedatum is genoemd;
dat de film, na aanvankelijk enige malen te zijn verboden,
tenslotte in 1952 door de Rijksfilmkeuring is toegelaten en
dat gedaagde deze film heeft doen vertonen in bioscopen
van derden in Amsterdam en Den Haag, zodat zich het
geval voordoet, dat in de oorspronkelijke overeenkomst was
voorzien;
dat eiseres derhalve terecht vordert, dat gedaagde haar
de betaalde kosten ten bedrage van restitueert;
dat immers de overeenkomst, vervat in gedaagdes brief
aan eiseres van 12 April 1947, nog steeds bestaat en dat
ook gedaagde zich daarvan bewust was, hetgeen blijkt uit
het feit, dat zij in 1952 de onderhavige film aan eiseres
heeft aangeboden met de mededeling, dat eiseres op de
filmhuur de 'bedoelde copiekosten in mindering zou kunnen
brengen, wat toch alleen verklaard kan worden met de
oorspronkelijk overeenkomst van 12 April 1947;
dat de beide tussen partijen op 15 October 1947 aan
gegane vertoningscontracten voor de film „Stel je voor,
dat ik de dominee trouwde" niet ter zake doen, aangezien
in deze contracten als einddatum is genoemd 28 Februari
1948 en gedaagde niet in staat is geweest om de film voor
die einddatum aan eiseres te leveren, aangezien de film toen
nog niet voor openbare vertoning was toegelaten,
dat overigens in de contracten van 15 October 1947 op
geen enkele wijze melding is gemaakt van gedaagdes brief
aan eiseres van 12 April 1947 en de daarin gemaakte over
eenkomst voor het gezamenlijk dragen van de copiekosten,
welke overeenkomst derhalve door die contracten onverlet
is gebleven;
dat, wat er ook overigens zij van het verknippen van de
eerste copie der onderhavige film, de Commissie zich moet
baseren op de overeenkomst zoals vervat in gedaagdes brief
aan eiseres van 12 April 1947, waarin omtrent dit punt niets
is vermeld en waarin nadrukkelijk is bepaald, dat, wanneer
de film wordt toegelaten en aan derden wordt verhuurd,
gedaagde verplicht is aan eiseres de betaalde helft van de
copiekosten te restitueren;
dat derhalve de vordering moet worden toegewezen en
gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het
gevorderde bedrag ad alsmede in de arbitragekosten.
bedragende 50.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen
f alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ50.
Aldus gewezen te Amsterdam op 13 April 1953.
Ingevolge artikel 2 van het Reglement op het Naam
register zijn de navolgende filmtitels in het Naamregister
ingeschreven. Deze titels werden reeds per circulaire nr. 89
dd. 18 Mei 1953 ter kennis gebracht aan de leden-filmver-
huurders. Hiertegen werden geen bezwaren ingediend.
Datum
Titels waaronder de films
Naam houder
waarop
inschrijving
verzocht is
in Nederland worden uit
exploitatie
gebracht
rechten
14 Jan. 1953
Von Liebe reden wir spater
Melior
14
Wenn Abends die Heide
traumt
31 Maart
Gevaren der samenleving
Meteor
3 April
Mikosch, de schrik van het
garnizoen 1)
Melior
16
Schattige vrouwtjes
Nederland
17
Biechtgeheim
Rio
18
Schandaal om een kind
M.G.M.
22
Guusje fröbelt met harten
Fox
22
De gele ballon
Nova
23
Verboden liefde
Actueel
25
De woudloper
Europa
28
Vorstelijke emigranten
Warner
28
De vrolijke gevangene
M.G.M.
28
Filmster in drie lessen
2 Mei
.Admiraal" aan de haal
Fox
Jungle Jim en de tijger-
afgod
Europa
6
Van meisje tot vrouw
Nova
6
Huis der verloren vrouwen
7
Mevrouw de ambassadeur
Fox
7
Sousa, de marsenkoning
8
De slavenzanger van de
Mississippi
Centra
8
Circusbloed
8
De stroper
8
La Fête a Henriette Parijs
14 Juli
Nederland
12
Slavenschip
Paramount
12
De groene handschoen
Nova
12
Het vierde masker
12
Commando des doods
12
Moulin Rouge
15
Als mannen bekennen
Fox
15
Een circus vluchtte
15
De ster
1Hiermede vervalt de titel: „Mikosch rükckt ein"
tt
-* tt it
tt
tt
tt
11
f»
tt
tt
tt