10
Men vindt, dat de bruikbaarste wijze om deze
gegevens te verwerken is om het percentage
bioscopen vast te stellen in gepaste categorieën
naar zitplaatsencapaciteitdat schermverhoudin-
gen kan accepteren van 1.45 1 of 2.55 1. Op
deze basis is de volgende tabel samengesteld:
Percentage bioscopen dat schermverhoudingen kan accepteren van 1.45 1 tot 2.55 1
Schermverhoudingen
Zetel-
Capaciteit
Niet hoger
1.46
tot
1.56
tot
1.66
tot
1,76
tot
1.86
tot
1.96
tot
2.06
tot
2.26
tot
Hoger dan
dan 1.45
1.55
1.65
1.75
1.85
1.95
2.05
2.25
2.54
2.55
Onder 500
100
95
91
81
74
63
52
42
24
9
501- 750
100
96
92
83
75
63
53
40
25
7
751-1000
100
99
94
88
81
71
61
52
31
12
1001-1500
100
98
96
90
86
81
72
62
44
18
1501-2000
100
100
99
97
94
92
87
81
62
24
meer dan 2001
100
99
99
98
97
95
89
87
71
42
Gemiddelde
voor alle
bioscopen
100
98
94
87 80
70
61
51
34
13,5
Het aantal enquêtes, dat door bioscopen van
iedere zitplaatsencategorie was teruggezonden,
was niet evenredig aan het totale aantal bioscopen
in de betrokken categorieën. Bijvoorbeeld 98 t
van de bioscopen met meer dan 2.000 zitplaatsen
retourneerden enquêtes, maar slechts 30 c/c van
de bioscopen met minder dan 500 zitplaatsen vul
den de formulieren in.
Bovenstaande tabel is daarom zo aangepast,
dat zij representatief is voor alle bioscopen in
het Verenigde Koninkrijk. Voor haar samenstel
ling werden de gegevens van 2906 bioscopen be
nut, terwijl een klein restant werd verworpen
wegens onnauwkeurige of onvolledige gegevens.
Deze tabel stelt 59 van de biscopen van het
Verenigde Koninkrijk voor.
Conclusies
De volgende conclusies kunnen getrokken wor
den:
124 van de bioscopen met een zitplaatsen
capaciteit van 1500 tot 2000 en 42 van de
bioscopen met meer dan 2000 zitplaatsen kun
nen de verhouding van het CinemaScopedoek
toepassen zonder vermindering van de hui
dige hoogte van het projectiescherm.
2) 80 van de bestaande bioscopen kunnen een
doek in de CinemaScope-verhouding gebrui
ken, als de hoogte van het huidige projectie
doek met ongeveer 27 wordt verminderd.
3) Indien men een tussenverhouding zou willen
vaststellen, welke voor een groot aantal bio
scopen aanvaardbaar zou zijn, dan zou dit een
verhouding moeten zijn liggende tussen 1.55
en 1.75 1. 94 van de bioscopen kunnen een
verhouding tussen 1.56 en 1.65 1 toepassen en
87% tussen 1.66 en 1.75:1. Indien een
schermverhouding van 1.75 1 wordt vastge
steld, zullen 13 van de bioscopen hun hui
dige schermhoogte met gemiddeld 12 moe
ten verminderen.
Het is op het ogenblik niet mogelijk een nieuwe
standaardverhouding aan te bevelen, omdat er
nog andere factoren dan afmetingen in overwe
ging moeten worden genomen.
Niettemin wordt aanbevolen dat, indien men
een verandering van de huidige verhouding wenst,
voorshands een verhouding van 1.65 1 worde
aangenomen. In dit geval zullen ongeveer 6 fc
van de bioscopen de huidige hoogte van het pro
jectiedoek met ongeveer 6 moeten verminde
ren".