28 dat gedaagde in plaats hiervan bij schrijven d.d. 17 Juli 1953 zijnde een antwoord op eiseresses brief van 14 Juli de haar toegezonden overeenkomst ondertekend aan eiseres heeft geretourneerd zonder daarbij enig bezwaar te maken tegen de aan de datumbevestiging toegevoegde opmer king, dat het hier de openingsweek betrof; dat gedaagde aldus doende niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen, welke in het zakenverkeer tussen de leden onderling betamelijk is en derhalve geacht moet worden er mede accoord te zijn gegaan, dat de film ,,Heidi' in de ope ningsweek van het EBO Theater zou worden vertoond; dat eiseres er weliswaar op of omstreeks 11 September 1953 in heeft toegestemd dat de overeengekomen inzetdatum voor haar film „Heidi" werd verschoven van 25 September naar 2 October 1953, maar dat dit uitsluitend is gebeurd omdat zij nog steeds niet wetende, dat de opening aan vankelijk op 18 September was bepaald in de veronder stelling verkeerde, dat de telefonische mededeling van ge daagde dat de opening een week moest worden uitgesteld, betrekking had op een verschuiving van de openingsdatum van 25 September naar 2 October 1953; dat deze wijziging van de inzetdatum dan ook slechts als bindend zou kunnen worden beschouwd, indien de opening van het EBO Theater eveneens van 25 September naar 2 October zou zijn verschoven; dat de overige door gedaagde aangevoerde argumenten noch de door haar overgelegde bescheiden in de hierboven genoemde feiten verandering vermogen te brengen, zodat eiseres terecht heeft gevorderd, dat nu de openingsdatum van het EBO Theater is bepaald op 25 September 1953 in de openingsweek, zijnde de vertoningsweek van 25 September tot 2 October 1953, haar film „Heidi" zal worden vertoond en dat bij gebreke van dien de auteursprijs als bedoeld in artikel 12 van het Bedrij f sreglement terzake ener aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, aan haar zal worden vergoed; dat mitsdien eiseresses vordering behoort te worden toe gewezen met gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten welke zijn bepaald op 50.- RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT giedaagde om gedurende alle voorstel lingen in de vertoningsweek van 25 September tot 2 October 1953 in het EBO Theater te Oldenzaal eiseresses film ,,Heidi" te vertonen tegen de daarvoor bij overeenkomst d.d. 14 Juli 1953 vastgestelde auteursprijs van 32^ der netto recettes; VERSTAAT, dat indien gedaagde met de vertoning van de film Heidi" gedurende genoemde vertoningsweek in ge breke mocht blijven, zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van het Bedrij f sreglement terzake ener aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, tegen behoor lijk bewijs van kwijting, aan eiseres zal betalen een auteurs prijs bepaald naar een uitverkocht huis gedurende alle over eengekomen voorstellingen, op basis van 32^ der netto recette; VEROORDEELT gedaagde tot betaling van de arbitrage- kosten aan het Secretariaat der Commissie van Geschillen, bedragende 50. Aldus gewezen te Amsterdam op 21 September 1953. In zake: N.V. BIOSCOOP MAATSCHAPPIJ PALACE, gevestigd te Maastricht, exploiterende de Palace Bioscoop aldaar en kantoor houdende aldaar aan de Wilhelminasingel 99, eiseres, contra TECHNISCH BUREAU ZONNEVELD N.V., gevestigd te 's-Gravenhage en kantoor houdende aldaar aan het Bezuidenhout 43, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij requenst dd. 9 Juli 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 2 December 1953 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn G. Crijns, directeur van eiseres, alsmede Mr. F. J. M. Bartels en W. J. A. Becx, respectievelijk directeur en boekhouder van gedaagde; dat Mr. Bartels namens gedaagde in hoofdzaak heeft ver klaard, dat gedaagde de rechten en verplichtingen van de CV. Technisch Bureau Soundfrost te 's-Gravenhage tegen over eiseres met toestemming van genoemde commanditaire vennootschap op zich heeft genomen, ten einde de behan deling van het geschil door de Commissie van Geschillen mogelijk te maken, hoewel eiseres en genoemde vennootschap niet identiek zijn; dat de CV. Soundfrost geen donateur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond is en dat zij derhalve, toen eiseres met de betaling van de vordering in gebreke bleef, zich niet tot de Commissie van Geschillen kon wenden ten einde deze vordering gehonoreerd te krijgen; dat zij bo ven dien getracht heeft tot een minnelijke regeling te komen ten einde haar goede relatie met eiseres te bestendigen; dat de Voorzitter der Commissie hierna heeft opgemerkt, dat in de uitvoerige schriftelijke offerte van 5 Juli 1949 van Soundfrost aan eiseres niet is vermeld, welke prestaties de te leveren apparatuur zou verrichten; dat het echter begrij pelijk moet worden geacht, dat van een air-conditioning installatie ter waarde van niet verwacht kan wor den, dat deze installatie in staat zou zijn de bioscoop wer kelijk te koelen; dat derhalve de Commissie wenst te ver nemen, welke verwachtingen eiseres van de haar geleverde koelinstallatie had; dat de heer G. Crijns namens eiseres hierop heeft geant woord, dat Soundfrost hem had aangeboden een installatie te leveren, die de temperatuur op het balcon van de bio- schoop zou koelen, maar dat bij de proefnemingen na op levering van de installatie gebleken is, dat de capaciteit van de installatie te gering was, zodat geen enkel resultaat werd bereikt; dat Mr. Bartels namens gedaagde vervolgens heeft ver klaard, dat eiseres van de bezoekers van haar bioscoop klach ten had ontvangen over de onaangename temperatuur op het balcon; dat met de plaatsing van de koelinstallatie het psychologisch effect werd beoogd, dat het publiek zou be merken, dat eiseres iets deed om het de bezoekers in de onderhavige bioscoop naar de zin te maken; dat het bij deze installatie dan ook in de eerste plaats ging om de reclame, die van de plaatsing der installatie zou uitgaan en dat het uiteraard ook de bedoeling was de temperatuur op het bal con enigszins te verlagen; dat eiseres thans weliswaar be weert, dat de installatie in het geheel geen resultaat heeft opgeleverd, maar dat haar oorspronkelijke klacht luidde, dat de bezoekers over tocht klaagden, hetgeen er op duidt dat de installatie wel werkte; dat er bij de levering van de installatie steeds naar voren is gebracht, dat een afdoende air-con ditioning installatie niet voor kon worden geleverd; dat na de oplevering en plaatsing van de apparatuur gebleken is, dat deze goed werkte; dat bij wijze van service op alle mogelijke manieren getracht is om aan de wensen van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 29