De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 29 Juli 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 2 December 1953 op het Bureau van de Nederlandsche Biocoop-Bond te Amsterdam; dat aldaar zijn verschenen mevrouw L. Meyer-Schimmer- ling, eiseres,. haar rechtskundig raadsman Mr. A. W. Kymmell en haar boekhouder, de heer M. Scholz, alsmede de heer G. A. D. Damhof, gedaagde en diens laborant, dz heer B. J. H. Smits; dat eiseres de wens te kennen heeft gegeven aan haar eis alsnog de clausule toe te voegen: ,,of zoveel minder als de Commissie billijk acht"; dat gedaagde in hoofdzaak heeft medegedeeld, dat dit ge schil handelt over een oude bekabelde copie „Kinderogen", welke aan beide zijden ontkabeld moest worden; dat het nitro-cellulose-materiaal waaruit de copie bestaat, de eigen schap heeft na de behandeling enigszins bol te gaan staan; dat echter, wanneer de voorschriften die bij aflevering ten aanzien van de behandeling worden gegeven, welke voor schriften steeds in gedrukte vorm op de dozen waarin het materiaal is verpakt worden geplakt, in acht worden geno men, dit bol staan na enige tijd verdwijnt, dat deze voor schriften er op neerkomen dat de bolle zijde van de films. dat is de beeldkant, steeds naar binnen moet worden omge spoeld; dat evenwel is gebleken, dat in de bioscopen te Vel den en Roermond, aldaar de behandelde copie ter vertoning is gebracht, de instructies als bovenbedoeld niet zijn opge volgd met dien verstande, dat aldaar de films met de bolle kant naar buiten zijn omgespoeld; dat bovendien is gebleken, dat het omspoelen dermate ondeskundig is gebeurd, dat zeer ernstige perforatieschade is ontstaan; dat hij zich derhalve op het standpunt stelt, dat de aan de copie veroorzaakte schade niet het gevolg is geweest van de regeneratiewerk- zaamheden, welke daaraan zijn verricht, doch van een on juiste behandeling der copie door het technisch personeel van de hierboven genoemde bioscopen; dat derhalve de door eiseres gemaakte aanspraak op schadevergoeding van de hand moet worden gewezen; dat eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij zich op het standpunt blijft stellen, dat de aan de onderhavige copie veroorzaakte ernstige beschadigingen wel het gevolg zijn van de behandeling van het materiaal door gedaagde; dat zij door de mislukte behandeling aanzienlijke schade heeft geleden, omdat verschillende bookingen geannuleerd moes ten worden; dat zij deze schade raamt op dat de heer M. Scholz namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat de copie in kwestie na de behandeling zeer hard was en nauwelijks kon worden omgespoeld; OVERWEGENDE: dat eiseres lid is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en gedaagde donateur en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsregle ment van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling met uit sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrageregle ment; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond: dat niet gebleken is, dat de copie na afloop van de be handeling in het laboratorium van gedaagde niet in goede staat zou zijn afgeleverd, althans dat eiseres in gebreke is gebleven het tegendeel te bewijzen; dat weliswaar eiseres beweert, dat de copie na de rege neratie hard was geworden, maar dat dit nog niet wil zeg gen, dat de copie, wanneer zij op de juiste wijze was be handeld, ongeschikt voor de vertoning zou zijn geweest; dat aangenomen moet worden, dat de beschadiging van de copie veroorzaakt is door de verkeerde manier waarop zij in de bioscopen te Velden en Roermond is omgespoeld, dat wil zeggen, dat de operateurs van deze bioscopen zich niet ge houden hebben aan de door gedaagde gegeven instructie, luidende: „Dringend verzoek deze film steeds om te spoelen met de bolle zijde naar binnen, daar hij anders hoekig op de spoelen gaat staan"; dat uit het vorenstaande volgt, dat de oorzaak van de beschadiging der geregenereerde copie niet aan gedaagde kan worden geweten en dat daarmede de grondslag aan eiseresses vordering is ontvallen; dat derhalve aan eiseres haar vordering als zijnde onge grond behoort te worden ontzegd met haar veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn bepaald op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: ONTZEGT eiseres haar vordering; VEROORDEELT eiseres tot betaling van de geschilkos- ten, bedragende 50.(aan het Secretariaat der Commis sie van Geschillen). Aldus gewezen te Amsterdam op 28 December 1953. In zake: PH. DE SCHAAP, exploitant van Phidesa Publiciteits bureau voor de Filmbranche, gevestigd te Amsterdam, en kantoor houdende aldaar aan de Jekerstraat 82, eiser, contra D. BRUIN Jr., exploitant van Bioscoop Hotel Bruin wonende te Vlieland, Dorpsstraat A 129, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden en donateurs van de Bond onder ling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request dd. 4 November 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 2 December 1953 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam: dat aldaar verschenen is mevrouw R. Braams, gemach tigde van eiser; dat gedaagde niet is verschenen en evenmin bericht van verhindering heeft gezonden, althans dat zulk een bericht niet bij de Commissie is binnengekomen; dat mevrouw R. Braams namens eiser in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij zich refereert aan de door eiser aan de Commissie ingezonden stukken; OVERWEGENDE: dat eiser donateur is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en gedaagde lid en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle afschillen tussen ^0

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 31