32 ten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de Neder- landsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder- landsche Bioscoop-Bond; dat de door eiseres ingestelde vordering door gedaagde is erkend; dat deze vordering ten bedrage van derhalve moet worden toegewezen met inachtneming van de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling, inhoudende dat wekelijks ter filmbeurze per cheque een bedrag van zal worden afbetaald, totdat de gehele schuld is vereffend; dat gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van de geschilkosten, welke zijn bepaald op 50.- RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van per cheque ter filmbeurze te voldoen in zestien wekelijkse termijnen van en één termijn van ae eerste vervallende op 7 December 1953, de laatste op Maart 1954; VEROC TJEELT gedaagde voorts tot betaling van de ge schilkoster bedragende 50.(aan het Secretariaat der Commissie Aldus gewezen te Amsterdam op 28 December 1953. In zake: N.V. IDEAAL FILM LABORATORIUM, gevestigd te 's-Gravenhage en kantoor houdende aldaar aan de Zwarte weg 20, eiseres, contra N.V. METEOR FILM, gevestigd te Amsterdam en kan toor houdende aldaar aan de Keizersgracht 794, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van ge schillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 14 Augustus 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 2 December 1953 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar zijn verschenen Mr. A. W. Kymmell, gemach tigde van eiseres en de heer J. Aalbers, directeur van ge daagde; dat de heer J. Aalbers namens gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde de ingestelde vordering niet betwist met dien verstande, dat naar haar mening niet een bedrag van verschuldigd is, maar een bedrag van omdat inmiddels een betaling heeft plaatsgevonden; dat gedaagde de onderhavige schuld niet heeft voldaan, omdat zij een belangrijke vordering heeft op S.A. Titra te Brussel en deze vordering met de schuld aan eiseres wenst te compenseren; dat gedaagde zich n.1. op het standpunt stelt, dat Titra te Brussel en eiseres een en dezelfde onderneming zijn, weshalve naar haar mening compensatie via de Com missie van Geschillen mogelijk is; dat de Voorzitter der Commissie hierop heeft gevraagd of de door gedaagde gepretendeerde vordering op S.A. Titra te Brussel door laatstgenoemde onderneming is erkend; dat de heer Aalbers, namens gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat deze vordering niet is erkend noch wordt betwist; dat eiseres geruime tijd geleden eveneens een geschil tegen gedaagde aanhangig heeft gemaakt, waarbij door gedaagde haar vordering op Titra naar voren werd gebracht; dat de Commissie van Geschillen toen echter heeft uitgesproken, dat gedaagde in gebreke was gebleven het bewijs te leveren, dat eiseres een filiaal van de S.A. Titra te Brussel zou zijn; dat derhalve indertijd gedaagdes verzoek om compensatie werd afgewezen, doch dat zij hierop thans terug komt, omdat, zij meent te kunnen aantonen, dat S.A. Titra en eiseres identiek zijn; dat immers de heer Kaganski de enige aandeelhouder en eigenaar is van zowel Titra als eiseresses onderneming en dat het in dit licht bezien begrij pelijk is, dat hij belangrijke bedragen in eiseresses onderne ming heeft geïnvesteerd om het bedrijf gaande te houden; dat Mr. A. W. Kymmell namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat inderdaad na het aanhangig maken van dit geschil nog een betaling heeft plaats gevonden, zodat eiseres haar vordering verlaagt tot dat S.A. Titra te Brussel en eiseres afzonderlijke rechtspersonen zijn, waarvan alleen eiseres lid van de Bond is; dat S.A. Titra te Brussel een zeer vooraanstaande onderneming is met een grote cre- dietwaardigheid en dat dus gedaagdes vermeende aanspraken op deze onderneming zeker te gelde te maken zullen zijn indien althans de vordering wordt erkend; dat daarvan tot dusverre niets is gebleken; dat afgezien hiervan compensatie naar de mening van eiseres niet mogelijk is, omdat S.A. Titra en eiseres niet identiek zijn; dat derhalve eiseres haar vor dering onverminderd handhaaft; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Neder landsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde in gebreke is gebleven het bewijs te leveren, dat eiseres en S.A. Titra te Brussel een en dezelfde onder neming zouden zijn en dat zij bovendien heeft verklaard, dat haar vordering op S.A. Titra te Brussel weliswaar niet wordt betwist, doch ook niet wordt erkend; dat, hoe ook de verhoudingen tussen de aandeelhouders van eiseres en die van Titra S.A. te Brussel mogen zijn, vaststaat, dat eiseres en gedaagde twee geheel afzonderlijke rechtspersonen zijn; dat gedaagde dan ook niet gerechtigd is haar schuld aan eiseres te compenseren met haar vermeende vordering op Titra S.A.; dat overigens de door eiseres ingestelde vordering door gedaagde als juist wordt erkend en wel in zoverre, dat het oorspronkelijk gevorderde bedrag ad moet worden verlaagd tot waarmede eiseres zich accoord heeft verklaard; dat derhalve eiseresses vordering gegrond moet worden geacht en gedaagde moet worden veroordeeld om tegen be hoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van met haar veroordeling in de geschilkosten, die zijn bepaald op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 33