ligt het voor de hand, dat recht en billijkheid gebieden terug te keren tot het voormalig algemeen gebruikelijke heffingspercentage. De Minister heeft, hiermede rekening houdend, de klippen der gemeentelijke zelfstandigheid omzeild door een voudigweg, maar daarom niet minder scherp, te verklaren, dat er geen aanleiding meer is tot dis criminatie in de heffing op het gebied van de ver- makelijkhedenbelasting tussen het bioscoopbedrijf en de overige vermakelijkheden. Aangezien de overige vermakelijkheden, rijp en groen, met of zonder winst, practisch over de gehele linie met 20% zijn belast, wagen wij te veronderstellen, dat in de conclusie van de Regering, door Minister Beel geformuleerd, een uitnodiging ligt besloten aan de gemeenten om indien haar van de zijde van betrokkenen requesten mochten bereiken, tot een algehele herziening in de zojuist aangegeven rich ting over te gaan. De Minister wil met het ver leden afrekenen en geeft de gemeentebesturen dientengevolge in overweging de discriminatie van het bioscoopbedrijf ongedaan te maken. Het ligt in het voornemen van de Minister de gemeenten van zijn inzichten mededeling te doen en de goedkeuring van verordeningen, die voor zagen in een verlaging der vermakelijkheidsbe- lasting maar die tot dusver waren aangehouden, te bevorderen, indien hiertegen overigens geen bezwaren bestaan. Tot heden hebben ruim 210 gemeenten de be lasting verlaagd. Zullen de overblijvende grotere gemeenten thans een gebaar maken? De kwestie sleept welhaast zeven jaar. Dit bedrijf is, om het maar huiselijk te zeggen, in al die tijd van het kastje naar de muur gestuurd. In arren moede hebben wij niet opgehouden herziening te vragen. Na veel teleurstelling en ter vermijding van een heilloze strijd hebben wij ons onderworpen aan een departementaal onderzoek. Laat men thans, nu op onpartijdige wijze is aangetoond dat de huidige druk te zwaar is, het geduld dat wij bij ons streven naar een oplossing van deze kwestie aan de dag hebben gelegd niet langer op de proef stellen en niet nieuwe argumenten bedenken om een inkomste, welke men zijns ondanks ten koste van film en bioscoop verkreeg, tegen beter weten in te behouden. In een artikel uit Financieel Overheidsheheer" d.d. 15 November 1952, heeft een bekend gemeen- le-expert naar aanleiding van de gerezen moei lijkheden de vraag gesteld ,,of de Regering haar aanvankelijke gedachte, de vermakelijkheidsbe- lasting tot een rijker vloeiende bron van inkom sten voor de gemeenschap te maken, al dan niet nog handhaaft. Heeft zij dit denkbeeld inderdaad geheel prijsgegeven, waarvan het alle schijn heeft, zou het dan niet eleganter zijn geweest", aldus deze schrijver, ,,de gemeenten van dit veranderde gevoelen in kennis te stellen? Of moet zijdelings, uit het wegvallen van de kortingsregeling uit de Noodvoorziening Gemeentefinanciën, misschien worden opgemaakt dat er geen bepaalde rege- ringspolitiek meer op het stuk der vermakelijk- heidsbelasting bestaat? Die gedachtensprong is inderdaad gewaagd. Deze aangelegenheid is des tijds opzettelijk in de Rijkssfeer getrokken. Het resultaat daarvan is dat de gemeenten met een tarief zitten opgescheept, dat zij zelf niet hebben gewenst en dat zij nu, gelet op het nog aldoor stijgende uitgavenpeil, veelal niet of hoogstbe- zwaarlijk kunnen afschaffen. Zou nu, gezien deze gehele ontwikkeling, een algemeen landelijke liqui datie van deze aangelegenheid niet de voorkeur verdienen? Het wachten is nu op de laatste, naar wij hopen, verlossende circulaire." Deze circulaire is thans door de Minister aan gekondigd. Moge na haar verschijnen blijken wat in genoemd artikel elders gesteld is, namelijk dat de gemeenten indien zij tot dan toe de belasting hebben gehandhaafd dit stellig niet hebben ge daan omdat zij een zo scherpe discriminatie van het bioscoopvermaak met de hand op het hart zouden kunnen verdedigen. De practijk in de ge meenten, waar men tot herziening van de belas ting besloten heeft, leert dat de verlaging een nieuwe stimulans biedt voor het bedrijf, waarvan èn het bedrijf èn de gemeenten gezamenlijk profi teren, zodat deze laatsten nauwelijks een budge tair nadeel zullen ondervinden, en daartegenover het grote voordeel komt te staan van een met wat meer armslag werkend bioscoopbedrijf, dat grotere aandacht dan voorheen kan schenken aan zijn technische uitrusting, zijn programmering waarbij vooral gedacht wordt aan de Nederlandse film de nieuwe ontwikkeling waarvoor het zich geplaatst ziet, om van de dringend noodzakelijke expansie in sommige gebieden maar niet te spre ken.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 3