deze mee aan het bouwen van een mythe, en wel
een nationale mythe. De latere Western-films
houden zich strenger aan de historische werkelijk
heid en vooral aan de uitdieping der karakters (de
meer psychologische Western, de zogenaamde
„super-Western"): tot deze behoren meesterwer
ken als ,,High Noon" en „The Westerner".
Het is duidelijk dat al deze films spelen in het
Westen van de Verenigde Staten en wel in het
tijdperk van de pioniers, van de gold-rush, de aan
leg van de Great Western Pacific, de Pony Ex
press of de Amerikaanse Successie-oorlog tussen
de Noordelijke en Zuidelijke Staten. Slechts zelden
en dan hebben we te doen met de Prae-Wes-
tern, nemen ze vroegere perioden, zoals de oorlog
tegen de Engelsen en Fransen (einde 18e eeuw)
tot onderwerp.
Dr. Knipping stelde de vraag wat de .Western"
voor de Amerikaanse toeschouwers betekent.
Op de eerste plaats levert deze film in alge
meen aantrekkelijke vorm een nationale epopee;
titels als ,,Birth of a Nation" doen dit duidelijk
uitkomen. In deze komt de ,,Western" op treffen
de wijze overeen met epische werken der grote
Westerse cultuurvolken: wij noemen de Grieken
(Ilias en Odyssee). Evenals deze laatste berust
de Western" uiteindelijk op historische gegevens,
op korte min of meer geromantiseerde verhalen,
op in het volk gegroeide en overal sinds de dagen
der grote pioniers gezongen liederen (,,Wild
West Songs"); aldus werken deze mede tot het
tot stand komen van een mythe".
Een tweede kenmerkend aspect van de „Wes
tern" is, dat de strijd verreweg meestentijds een
nobel karakter draagt, dat wil zeggen: de lafaards
en verraders worden als zedelijk minderwaardigen
aan de kaak gesteld, de te overwinnen moeilijkhe
den lijken op het eerste gezicht onoverkomelijk,
doch worden in een reeks heldendaden, met veel
geduld, overleg en volhardende dapperheid, over
wonnen. In de strijd met de Indianen komt beider
zijds een grote loyaliteit en hoffelijkheid aan het
licht (zo zelfs, dat hier de historische waarheid
wel eens geweld wordt aangedaan!). Vooral in
latere films (na 1940) ziet men in de Indiaan niet
meer zonder meer de ,,villian", doch zijn opstand
wordt in woord en beeld begrijpelijk gemaakt.
Een ware Odyssee", maar met veel grotere
massa's volk en wagens en paarden, anders ge
aarde moeilijkheden enz. vertonen de zogenaamde
Trekkers-films. Bijvoorbeeld „The Overlanders"
en „Cimarron".
De Amerikaanse jeugd wordt in deze „Wes
terns" duidelijk gemaakt, dat zonder strijd en vele
moeiten geen grote ondernemingen, van welke
aard ze ook mogen zijn, tot stand komen. Daarmee
gaan dan gepaard: moed, beheersing, eergevoel,
betrouwbaarheid, grootheid van karakter.
Figuren als Hopalong Cassidy hebben een ge
weldige invloed op de jongeren door het voor
beeld van mannelijke beheersing en kuisheid, Zelfs
door kerkelijke autoriteiten van verschillende ge
zindten wordt dit openlijk erkend en wordt deze
tactiek van het nobele voorbeeld aanbevolen.
Vervolgens de betekenis van de „Western"
voor de niet-Amerikaanse wereld aan een korte
beschouwing onderwerpend, merkte Dr. Knipping
op, dat, hoewel het nationaal gevoel in niet-Ame
rikaanse landen .althans naar aanleiding van deze
typisch Amerikaanse epopéën nauwelijks een rol
speelt en men in West-Europa de meeste van deze
„Westerns" bezoekt om wille van het avontuur en
het opzwepende amusement, men toch geenszins
moet uitschakelen, dat ook de Griekse en Latijnse
grote epiek onder bescherming onder andere van
15e en 16e-eeuwse christelijke humanisten als
Agostino da Feltro en de H. Bernardinus van
Siëna, als deugdenspiegel (en juist voor deze man
nelijke deugden) aan de jongeren werd aanbevo
len. Met andere woorden: deze nationale epiek, of
ze nu Grieks, Latijns of Amerikaans is, bezit in
zich het vermogen om tot gezond idealisme, daden
drang, mannelijke kracht en ridderlijkheid, aan te
sporen. Mits goed ingeleid en voorbereid, zal de
Amerikaanse „Western" dit evenzeer doen als de
klassieke Epiek.
Er is in het oude Europa wel eens wat tekort
aan deze ridderlijke mannelijkheid, deze drang
naar initiatief en daden buiten de tredmolen van
het dagelijkse leven. Reeds op het eind der vorige
eeuw (de tijd der „fin-de-siècle"-decadentie)
werd allerwegen geklaagd over de slapheid en de
verwijfdheid der jonge mannen. De Nederlandse
generatie van '80 munt meer uit door een wat
oververzadigde verfijning dan door gezonde
kracht (zie de literatuur). Deze klacht duurt nu
nog onverzwakt voort, men zie maar eens de emi
gratie-schrik bij vele jongeren in de steden, die er
toch wel de gezondheid en normale psychische
structuur toe hebben, om het eens buiten de betre
den paden te beproeven. Zeker, tussen 1936 en
1945 hebben we betreurenswaardige voorbeelden
gezien van verkeerd gerichte „stoerheid": een
eclatant voorbeeld is de Hitler-Jugend: stoerheid
zonder innerlijke zielsvorming, doch gepaard met
barbarij en onridderlijkheid. Het wordt derhalve
tijd, dat de jongeren een ridderideaal, gelijk dat
ook in de Middeleeuwen bestond, in moderne ge
stalte voor ogen wordt gesteld: ook de moderne
man is de beschermer der zwakken, ook de mo
derne man moet open staan voor een eerlijk avon
tuur.
Dr. Knipping maakte verder nog enige algeme
ne opmerkingen over het onderwerpelijke film
genre. Op de eerste plaats moet worden toegege
ven dat de zogenaamde „Super-Western", door
al te diep psychologisch te graven en te wroeten,
18